oefentoets Spelling en formuleren

Oefentoets Spelling en Formuleren
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefentoets Spelling en Formuleren

Slide 1 - Slide

In welke zin(nen) zijn alle woorden correct gespeld?
A
Het verwoestte dorp wordt bestempeld als een onheilspellend gebied.
B
Het gebeurd regelmatig dat een zin verkeerd wordt geformuleerd.
C
Motiverend was de toespraak niet voor de ernstig mishandeldde man.
D
Het bekostigen van zulke dure uitgaven is schreinend te noemen.

Slide 2 - Quiz

In welke zin(nen) staan de werkwoorden correct gespeld?
A
Vindt je het niet belachelijk dat deze oplopende ruzie nooit wordt beëindigd?
B
Na jaren te hebben geblowt, is zijn geheugen behoorlijk verslechterd.
C
Mokkend verbrandde hij zijn spullen in het oplaaiende vuur.
D
De politie observeerdt stiekem een verdacht persoon die vorig jaar was afgekickt.

Slide 3 - Quiz

In welke zin zijn alle woorden correct gespeld?
A
Ik deletete gisteren alle verdachte bestanden van school.
B
Wij vermoeden dat hij het beloofdde quotum niet zal halen.
C
In de loop der eeuwen verzandde het Zwin en slibte het helemaal dicht.
D
Xena en Petra mixte op onverstandige wijze cola met alcoholische drank.

Slide 4 - Quiz

In welke zin staan de werkwoorden correct gespeld?
A
Word toch eens wakker en begeleid je vriendin naar huis.
B
Wordt toch eens wakker en begeleidt je vriendin naar huis.
C
Wordt toch eens wakker en begeleid je vriendin naar huis.
D
Word toch eens wakker en begeleidt je vriendin naar huis.

Slide 5 - Quiz

In welke zin zijn de leestekens en/of de hoofdletter(s) fout geschreven?
A
''Ik kan niet komen," zei Raph tegen de docent. ''Ik heb een knieblessure.''
B
''Het moet nu stoppen,'' zei de scheidsrechter, ''zodat we het spel kunnen voortzetten.''
C
Erik, de neef van Nick, is altijd te laat.
D
De docent riep: “stilte!”

Slide 6 - Quiz

In welke zin zijn de leestekens en/of de hoofdletter(s) fout geschreven?
A
Maxima zei tegen Willem: ''Je bent een beetje dom.''
B
Onze tafel weegt 5 kg meer dan deze tafel van de HEMA.
C
Iedereen die te laat is, moet zich melden bij de afdelingsleider.
D
Alle drie de zinnen zijn goed.

Slide 7 - Quiz

In welke zin zijn de leestekens en/of de hoofdletter(s) fout geschreven?
A
Paus Benedictus XV riep tijdens de eerste Wereldoorlog op tot een staakt-het-vuren tijdens Kerstmis.
B
Mevrouw Van der Poel dronk een spa rood tijdens het kerstbal.
C
Ook in Zuid-Limburg waren de Middeleeuwen donkere tijden.
D
Yarno vindt het vervelend omdat ..

Slide 8 - Quiz

Die ………… heeft hier gisteren gesolliciteerd.
A
mbo'er
B
MBO'er
C
mbo-er
D
MBO-er

Slide 9 - Quiz

Welke vorm van ski is goed geschreven?
A
skie'tje
B
skie’s
C
skietje
D
skies

Slide 10 - Quiz

Welk woord is fout geschreven?
A
moskeeën
B
volleys
C
sherry'tje
D
coupé's

Slide 11 - Quiz

Welk woord is fout geschreven?
A
ideetje
B
wc’tje
C
etuis
D
olieën

Slide 12 - Quiz

Welk woord is fout geschreven?
A
havoproefwerk
B
vwo-proefwerk
C
viersterrenhotel
D
zonnencel

Slide 13 - Quiz

Wat is fout geschreven?
A
buik- en billenoefeningen
B
anti-autoritair
C
zich iets toe-eigenen
D
politieoperatie

Slide 14 - Quiz

Welk woord is incorrect?
A
audiciën
B
egoïsme
C
geëindigd
D
reçu’s

Slide 15 - Quiz

Welke zin is fout geschreven?
A
De meeste schapen liggen in hun kooi, maar enkele staan in de wei.
B
De meesten gevangenen willen geen gedeelde cel.
C
Sommige van de overlevenden zijn depressief.
D
Beiden hebben beide handen gewassen.

Slide 16 - Quiz

Een aantal katten zitten op de bank.
A
Foutieve samentrekking
B
Geen symmetrie
C
Onjuiste inversie
D
Incongruentie

Slide 17 - Quiz

Hij heeft een beste baan, maar er ook hard voor gestu­deer­d.
A
Foutieve samentrekking
B
Foutieve beknopte bijzin
C
Zinnen onjuist begrenst
D
Geen symmetrie

Slide 18 - Quiz

Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling

Slide 19 - Quiz

De trein had een uur vertraging, daardoor kwam ik te laat.
A
geen symmetrie
B
zin onjuist begrenzen
C
de zin is goed
D
onjuiste inversie

Slide 20 - Quiz

Hij wil sporten omdat als hij dat niet doet, hij dik wordt.
A
foutieve samentrekking
B
foutieve beknopte bijzin
C
onjuiste inversie
D
dat/als constructie

Slide 21 - Quiz

Om de norm te halen, controleerde Frank het werk nog een keer.
A
Foutieve samentrekking
B
Foutieve beknopte bijzin
C
Dat/als-constructie
D
Geen fout

Slide 22 - Quiz

''Gepokt en gemazeld'' betekent:
A
opgewonden zijn
B
zeer ervaren
C
geluk hebben
D
ziek zijn

Slide 23 - Quiz

''Kind noch kraai'' betekent:
A
geen enkel familielid hebben
B
alleen vertrekken
C
alleen oplossen
D
geen kinderen verdragen

Slide 24 - Quiz

Van de hand ………...
A
aan een ander hand geven.
B
in de tand leven.
C
in eigen boezem steken.
D
op hand leggen

Slide 25 - Quiz

''Op alle slakken zout leggen'' betekent:
A
meer je best doen
B
moeilijk doen over allerlei kleinigheden
C
openhartig zijn
D
het nogmaals bij iemand inwrijven

Slide 26 - Quiz

Wat is geen uitdrukking?
A
nul op het rekest krijgen
B
tegen de borst stuiten
C
paal en berk stellen
D
zijn snor drukken

Slide 27 - Quiz

Sleep de tekst
Je poot
De kat
schering
voor galg 
Bij tijd 
stijf houden
de bel aanbinden
en inslag
en rad
en wijle 

Slide 28 - Drag question