Wk 1 Les 2 DHCP

• ICT
• MBO
• Studiejaar 1

Ontdek DHCP: Het toewijzen van IP-adressen in een netwerk

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je uitleggen wat DHCP is en begrijp je hoe het werkt in een netwerk.

Wat weet je al over DHCP?

Slide 1: Wat is DHCP?

DHCP staat voor Dynamic Host Configuration Protocol. Het is een netwerkprotocol dat IP-adressen en andere configuratiegegevens toewijst aan apparaten in een netwerk.

Slide 2: Voordelen van DHCP

DHCP vereenvoudigt het beheer van IP-adressen in een netwerk. Het maakt automatische toewijzing, centralisatie en dynamische herconfiguratie mogelijk.

Slide 3: DHCP-proces

Het DHCP-proces omvat vier stappen: ontdekken, aanbieden, verzoeken en bevestigen. Tijdens deze stappen wordt een IP-adres toegewezen aan een apparaat in het netwerk.

Slide 4: DHCP-server

Een DHCP-server is verantwoordelijk voor het toewijzen van IP-adressen. Het kan ook andere configuratiegegevens zoals subnetmaskers, standaardgateways en DNS-servers verstrekken.

Slide 5: DHCP-client

Een DHCP-client is een apparaat dat een IP-adres aanvraagt en ontvangt van een DHCP-server. Het kan een computer, smartphone, printer, of ander netwerkapparaat zijn.

Slide 6: Statische vs. Dynamische IP-adressen

DHCP kan dynamische IP-adressen toewijzen die kunnen veranderen, maar je kunt ook statische IP-adressen instellen die permanent zijn toegewezen aan een apparaat.

Slide 7: DHCP-configuratie

Om DHCP te configureren, moet je een DHCP-server instellen en de juiste parameters zoals IP-adresbereik, subnetmasker en standaardgatewayconfiguratie opgeven.

Slide 8: Samenvatting

DHCP is een belangrijk protocol dat IP-adressen toewijst en het beheer van een netwerk vereenvoudigt. Het maakt automatische toewijzing en dynamische herconfiguratie mogelijk.

Huiswerk

Maak opdracht 5 uit het werkboek en upload het naar Canvas

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.