Klas 2BK3 - Lesweek 3 - Les 1

Achtung!
Mobieltjes en oortjes in je tas (niet in je zak).

Je zit op je eigen plaats zitten.
Op tafel liggen je:
- Boek
- Schrift
- Etui
- Laptop (nog niet opstarten).


1 / 47
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Achtung!
Mobieltjes en oortjes in je tas (niet in je zak).

Je zit op je eigen plaats zitten.
Op tafel liggen je:
- Boek
- Schrift
- Etui
- Laptop (nog niet opstarten).


Slide 1 - Slide

Onze afspraken






  • Luisteren wat er gezegd wordt.
  • Doen wat er gevraagd wordt.
  • Niet op elkaar reageren.
  • Huiswerk niet gemaakt?
- Niet nablijven, maar thuis extra opdracht maken en die de volgende les meenemen.

Slide 2 - Slide

Was macht ihr diese Stunde?



- Was weißt du schon?
- Hausaufgaben checken
- Grammatik -> het werkwoord in de tegenwoordige tijd
- Les afsluiten

Slide 3 - Slide

Lernziele
Was lernt ihr diese Stunde?
- Je weet hoe je de werkwoorden in de tegenwoordige tijd kunt vormen.

Slide 4 - Slide

Er was eens.......
Het verhaal van "idewis" en "(fe)esttenten"
timer
1:00

Slide 5 - Slide

Hausaufgaben kontrollieren
Gebruik een andere kleur pen.
De antwoorden komen op het digibord.
De KT leerlingen -> antwoordenboekje
5 minuten de tijd.
zachtjes overleggen mag.
Ik loop door de klas om mee te kijken.

Klaar? Lees in je schrift nog een keer het stappenplan door van IDEWIS en (FE)ESTTENTEN

Slide 6 - Slide

Hausaufgaben kontrollieren
BK Buch
KT Buch

Seite 113
Aufgabe 18, 19


Seite 114
Aufgabe 18, 19

timer
5:00

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Er was eens.......
Het verhaal van "idewis" en "(fe)esttenten"

Slide 9 - Slide

Werkwoordvormen? Hoezo?

Slide 10 - Slide

Werkwoordvormen? Hoezo?

Slide 11 - Slide

 regelmatige werkwoordvormen in het Duits



het verhaal van idewis en (fe)esttenten

Slide 12 - Slide

 regelmatige werkwoordvormen in het Duits



Heel gemakkelijk:
knippen en plakken
in 3 stappen

Slide 13 - Slide

Laptop starten
Doe mee!
Ga naarLessonUp.app 
en voer de code in

Je hebt 2 minuten de tijd
Gebruik je eigen voornaam.
timer
2:00

Slide 14 - Slide

Meeschrijven in je schrift

Stap 1
Stap 2
Stap 3

Slide 15 - Slide

STAP 1




zoek de stam van het werkwoord

Slide 16 - Slide

Korte uitleg (stap 1)
Een werkwoord heeft een stam. (knip -en van werkwoord)

Voorbeelden:
De stam van springen is spring.
De stam van schwimmen is schwimm.
De stam van angeln is angel. Let op: bij dit werkwoord kun je dus alleen de -n weghalen.


Slide 17 - Slide

Hoe kun je de stam van het werkwoord vinden?

Slide 18 - Open question

wat is de stam van........

SPIELEN (spelen)

Slide 19 - Open question

wat is de stam van.........

SAMMELN (verzamelen)

Slide 20 - Open question

wat is de stam van.........

LASSEN (laten)

Slide 21 - Open question

STAP 2




Zoek in de zin naar het persoonlijke voornaamwoord.

Slide 22 - Slide

Korte uitleg (stap 2)
Bij ieder werkwoord staat een persoonlijk voornaamwoord.
Zoek dat persoonlijke voornaamwoord.
Tip! Persoonlijke voornaamwoord staat altijd voor of na het werkwoord.

Voorbeelden:
Ich esse gerne Pizza.
Geht ihr auch in die Schule?


Slide 23 - Slide

STAP 2




Schrijf het rijtje persoonlijke voornaamwoorden in de goede volgorde op van boven naar beneden.
Eerst de nederlandse vorm en daarnaast de Duite vorm

Slide 24 - Slide

STAP 2 / idewis




ich
i
du
d
er / sie / es
e
wir
w
ihr
i
sie / Sie
s

Slide 25 - Slide

Vertaal de persoonlijke voornaamwoorden
ik
jij
hij / zij / het
wij
jullie
zij
u
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 26 - Drag question

Zoek het persoonlijke voornaamwoord
Gehen wir zum Eingang?

Slide 27 - Open question

Zoek het persoonlijke voornaamwoord
Kommst du mit in den Zoo?

Slide 28 - Open question

STAP 3




Plak de goede uitgang achter de stam.

Slide 29 - Slide

Korte uitleg (stap 3)
Plak nu achter de stam de juiste uitgang.

Daarvoor is er een ezelsbruggetje dat heet: 

(FE)ESTTENTEN
maar de F en de E die doen niet mee.

E - ST - T - EN - T - EN




Slide 30 - Slide

wohnen
Ezelsbruggetje e - st - t - en- t - en
ich
wohn
e
du
wohn
st
er / sie / es
wohn
t
wir
wohn
en
ihr
wohn
t
sie / Sie
wohn
en

Slide 31 - Slide

idewis + ESTTENTEN
ich
i
e
du
d
st
er / sie / es
e
t
wir
w
en
ihr
i
t
sie / Sie
s
en

Slide 32 - Slide

E-ST-T-EN-T-EN regel
Stap 1: bepaal de stam van het werkwoord -> knip -en eraf.
wohnen -> -en = wohn
Stap 2: vind het persoonlijk voornaamwoord in de zin:
Stap 3: plak nu de juiste uitgang achter de stam.

ich
du
er / sie/ es
wir
ihr
sie / SIe
e
st
t
en
t
en

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Welke vorm van het werkwoord hoort bij het persoonlijk voornaamwoord?
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
wohne
wohnen
wohnen
wohnst
wohnt
wohnt

Slide 35 - Drag question


Du (besuchen) die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche

Slide 36 - Quiz


Wir (spielen) gerne im Garten.
A
spiele
B
spielst
C
spielt
D
spielen

Slide 37 - Quiz


Ihr (kaufen) gerne Schokolade.
A
kaufe
B
kaufst
C
kauft
D
kaufen

Slide 38 - Quiz


Er (zahlen) die Rechnung.
A
zahle
B
zahlst
C
zahlt
D
zahlen

Slide 39 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
ich ............ (wohnen) in Hengelo

Slide 40 - Open question


Sie ........ (gehen) ins Kino.

Slide 41 - Open question


Er...................... (spielen) Tennis.

Slide 42 - Open question


(kaufen) ............... sie einen Fisch?

Slide 43 - Open question

Wir (lieben) ............. Hunde.

Slide 44 - Open question

Slide 45 - Slide

BK Buch
KT Buch


Even oefenen?


Die Hausaufgaben

Lernen:
Stappenplan voor werkwoordvormen
IDEWIS
(FE)ESTTENTEN

Machen:
Seite 113 -> Aufgabe 20
Aufgabenblatt: eerste 8

Die Hausaufgaben

Lernen:
Stappenplan voor werkwoordvormen
IDEWIS 
(FE) ESTTENTEN

Machen:
Seite 116 -> Aufgabe 22, 23, 24


Slide 46 - Slide

Zum Schluss
Hoe ging het deze les?

5 vingers -> prima
3 vingers -> mwah
duim naar beneden -> ik snap er nog niet veel van

Slide 47 - Slide