1. Vind de stam (hele werkwoord zonder -en).
2. Vind de juiste vorm.
- zoek naar een persoonlijk voornaamwoord (ich, du,)
- zoek naar een zelfstandig naamwoord (daar kun je der, die of das voorzetten) (dat is het woord dat met een hoofdletter geschreven is).
3. Kies de juiste uitgang.