What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
1A - dinsdag 30-1 (grammatica vzv + bwb)
Welkom!
Telefoons in de tas, laptop dicht op tafel.
1 / 44
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
44 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom!
Telefoons in de tas, laptop dicht op tafel.
Slide 1 - Slide
Planning:
Lesdoel
Uitleg voorzetselvoorwerp + bijwoordelijke bepaling
Aan de slag!
Huiswerk & Taalvout
Slide 2 - Slide
Komende lessen
Les 1: Grammatica: woordsoorten: Zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord
Les 2: Grammatica: woordsoorten: hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord
Les 3: Grammatica: zinsontleding: persoonsvorm, zinsdelen, onderwerp
Les 4: Grammatica: zinsontleding: gezegde
Les 5 (dinsdag 23/1): Grammatica: gezegde
Les 6 (donderdag 25/1): Grammatica: lijdend voorwerp + meewerkend voorwerp + herhalen
Les 7 (dinsdag 30/1): Grammatica: voorzetselvoorwerp/bijwoordelijke bepaling + Vragenuur Spelling/werkwoordspelling
Donderdag 1 februari: toets Grammatica & Spelling
Slide 3 - Slide
Lesdoel:
Na deze les:
Weet je wat het
voorzetselvoorwerp
is;
Weet je wat de
bijwoordelijke bepaling
is;
Kun je de behandelde zinsdelen toepassen in oefenvragen.
Slide 4 - Slide
Iets nieuws!
Slide 5 - Slide
aan
Houden....
Het oog laten vallen....
Bezorgd zijn....
Blij zijn....
Denken.....
van
op
om
met
Slide 6 - Drag question
Slide 7 - Video
Voorzetselvoorwerp:
zinsdeel dat begint met een
vast
voorzetsel
Ik | denk | vaak | aan die vakantie.
Het zinsdeel
'aan die vakantie'
begint met een voorzetsel:
aan
.
'
Aan'
hoort hier bij het werkwoord '
denken
'. Je denkt namelijk aan iets.
Je kunt dit niet veranderen in een ander voorzetsel. 'Denken op'.
Je hebt dit voorzetsel nodig voor de betekenis van 'denken aan'.
Het voorzetsel verliest zijn letterlijke betekenis en is
figuurlijk
.
Slide 8 - Slide
zww
Vanochtend | zocht | Julie | naar haar pak koekjes.
Persoonsvorm = zocht
Onderwerp = Julie
Werkwoordelijk gezegde = zocht
Naamwoordelijk gezegde = -
Lijdend voorwerp = -
Meewerkend voorwerp = -
Voorzetselvoorwerp = ?
Slide 9 - Slide
Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin?
Ik geef les aan een stel knapperds.
Slide 10 - Open question
Voorzetselvoorwerp:
zinsdeel dat begint met zo'n
vast
voorzetsel
Maar let op!
Ik | reken | op het apparaat.
_O ==== ________________B
Hij | wacht | op het perron.
_O ===== ______________B
Ik | reken | op je komst.
_O ==== _____________V
Hij | wacht | op zijn vriendin.
_O ===== _____________V
Dit is letterlijk:
geeft een plaats aan (bepaling).
Dit is niet letterlijk:
je hebt het voorzetsel écht nodig.
Slide 11 - Slide
Voorzetselvoorwerp of niet?
Ik verlang naar de volgende vakantie.
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quiz
Voorzetselvoorwerp of niet?
Je sokken liggen bij de wasmachine.
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quiz
Even oefenen
Slide 14 - Slide
Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin?
Dat feest | liep | uit | op een geweldige vechtpartij.
A
Dat feest
B
liep uit
C
op een geweldige vechtpartij
D
geen voorzetselvoorwerp
Slide 15 - Quiz
Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin?
De trein | arriveert | rond 16.00u | op het perron.
A
De trein
B
rond 16.00u
C
op het perron
D
geen voorzetselvoorwerp
Slide 16 - Quiz
Wat is in deze zin het voorzetselvoorwerp?
Hij | heeft | urenlang | gewacht | op zijn vriendin.
A
Hij
B
urenlang
C
op zijn vriendin
D
geen voorzetselvoorwerp
Slide 17 - Quiz
Wat is in deze zin het voorzetselvoorwerp?
Meneer van Deutekom | ergerde | zich | mateloos | aan het spel van Helmond Sport.
A
Meneer van Deutekom
B
mateloos
C
aan het spel van Helmond Sport
D
geen voorzetselvoorwerp
Slide 18 - Quiz
De bijwoordelijke bepaling
___________________________________________________B
Slide 19 - Slide
Vorig jaar | is | de hele klas | naar het zwembad | gefietst.
Welke informatie geeft het zinsdeel 'vorig jaar'?
Slide 20 - Open question
Vorig jaar | is | de hele klas | naar het zwembad | gefietst.
Welke informatie geeft het zinsdeel 'naar het zwembad'?
Slide 21 - Open question
Helaas | gaat | het feest | toch | niet | door.
Wat voor woordjes zijn 'helaas', 'toch' en 'niet'?
Slide 22 - Open question
Bijwoordelijke bepaling
- Bepaling van
plaats
- Bepaling van
tijd
Geeft dus antwoord op de vraag
W
aar?
of
Wanneer?
Maar ook:
Waarmee? Waarom? Waardoor? Waarheen? Waarvoor? Hoeveel?
Alles behalve de WIE & WAT-vragen.
Slide 23 - Slide
Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind.
A
Sommige ouders
B
in de dierenwinkel
C
een huisdier
D
voor hun kind
Slide 24 - Quiz
Benoem de bijwoordelijke bepaling:
Gekko's kunnen ondersteboven klimmen.
A
Gekko's
B
kunnen
C
ondersteboven
D
klimmen
Slide 25 - Quiz
Benoem de bijwoordelijke bepaling:
De jongen heeft gisteren een gekko gekregen.
A
De jongen
B
heeft
C
gisteren
D
een gekko
Slide 26 - Quiz
Bijwoordelijke bepaling
Alles wat je overhoudt, noem je bijwoordelijke bepaling:
de prullenbak.
Woordjes die niet echt info geven zijn prullenbakwoordjes.
Bijv.:
niet, wel, ook, misschien, soms, ooit, nog, al, weer .........
Slide 27 - Slide
Benoem de bijwoordelijke bepaling:
De zorg voor deze diersoorten moet je niet onderschatten.
A
De zorg voor deze diersoorten
B
moet onderschatten
C
je
D
niet
Slide 28 - Quiz
Benoem de bijwoordelijke bepaling:
Je kunt deze diertjes nauwelijks aaien.
A
Je
B
kunt aaien
C
deze diertjes
D
nauwelijks
Slide 29 - Quiz
Benoem de bijwoordelijke bepaling:
Een konijn, hamster of cavia kun je tenminste knuffelen.
A
Een konijn, hamster of cavia
B
kun knuffelen
C
je
D
tenminste
Slide 30 - Quiz
Bijwoordelijke bepaling
Let op
:
Niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, maar een zin kan ook
meerdere bijwoordelijke bepalingen
bevatten!
Slide 31 - Slide
Waarmee
Waardoor
Waarvandaan
Opent de secretaresse alle post
met een briefopener
?
Is Dagobert
door hard te werken
zo schatrijk geworden?
De Noormannen begonnen hun rooftochten
vanuit Scandinavië
.
Slide 32 - Drag question
Hoelang | heb | jij | in de Verenigde Staten | gewerkt?
Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en)?
Slide 33 - Open question
Waarom | eten | Chinese mensen | hun maaltijden | met stokjes?
Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en)?
Slide 34 - Open question
Voorbeeldzin toets
Daarom gaat Jelle zaterdag niet mee naar het feest!
Persoonsvorm:
Zinsdelen
Onderwerp:
Soorten werkwoorden
Werkwoordelijk gezegde:
Naamwoordelijk gezegde:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Voorzetselvoorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
timer
10:00
Slide 35 - Slide
Voorbeeldzin toets
ZWW
Daarom | gaat | Jelle | zaterdag | niet | mee | naar het feest!
Persoonsvorm: gaat
Zinsdelen
Onderwerp: Jelle
Soorten werkwoorden
Werkwoordelijk gezegde: gaat mee
Naamwoordelijk gezegde: -
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Voorzetselvoorwerp:
Bijwoordelijke bepaling: Daarom, zaterdag, niet, naar het feest
timer
4:00
Slide 36 - Slide
Voorbeeldzin toets
Mevrouw Koonings is al maanden aan het verlangen naar de zomervakantie.
Persoonsvorm:
Zinsdelen:
Onderwerp:
Soorten werkwoorden
Werkwoordelijk gezegde:
Naamwoordelijk gezegde:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Voorzetselvoorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
timer
4:00
Slide 37 - Slide
Voorbeeldzin toets
hww zww
Mevrouw Koonings | is | al maanden | aan het verlangen | naar de zomervakantie.
Persoonsvorm: is
Zinsdelen
Onderwerp: mevrouw Koonings
Soorten werkwoorden
Werkwoordelijk gezegde: is aan het verlangen
Naamwoordelijk gezegde:
Lijdend voorwerp: -
Meewerkend voorwerp: -
Voorzetselvoorwerp: naar de zomervakantie
Bijwoordelijke bepaling: al maanden
timer
4:00
Slide 38 - Slide
Voorbeeldzin toets
Omar blijkt een enorm voorstander te zijn van een grote verjaardagstaart.
Persoonsvorm:
Zinsdelen
Onderwerp:
Soorten werkwoorden
Werkwoordelijk gezegde:
Naamwoordelijk gezegde:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Voorzetselvoorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
timer
4:00
Slide 39 - Slide
Voorbeeldzin toets
hww kww
Omar | blijkt | een enorm voorstander | te zijn | van een grote verjaardagstaart.
Persoonsvorm: blijkt
Zinsdelen
Onderwerp: Omar
Soorten werkwoorden
Werkwoordelijk gezegde: -
Naamwoordelijk gezegde: blijkt een enorm voorstander te zijn
Lijdend voorwerp: -
Meewerkend voorwerp: -
Voorzetselvoorwerp:
Bijwoordelijke bepaling: van een grote verjaardagstaart
timer
4:00
Slide 40 - Slide
Aan de slag!
Oefen spelling en werkwoordspelling via PLOT ->
App werkwoordspellen en spellingapp
Via deze link kun je grammatica oefenen:
https://www.cambiumned.nl/zinsdelen/
Slide 41 - Slide
Lesdoel:
Na deze les:
Weet je wat het
voorzetselvoorwerp
is;
Weet je wat de
bijwoordelijke bepaling
is;
Kun je de behandelde zinsdelen toepassen in oefenvragen.
Slide 42 - Slide
Ik ben klaar voor de toets!
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 43 - Poll
Huiswerk & TaalVout
Donderdag: toets
Slide 44 - Slide
More lessons like this
2C - woensdag 21-2 (grammatica herhaling t/m bijwoordelijke bepaling + voorzetselvoorwerp)
March 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
2B - dinsdag 10-1 (grammatica) bijwoordelijke bepaling + voorzetselvoorwerp
January 2023
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Grammatica H1
January 2024
- Lesson with
51 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
1A - woensdag 8-5 (grammatica herhaling vzv + bijwbp)
May 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
1A - woensdag 17-4 (grammatica herhaling p1)
April 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
1A - donderdag 25-1 (grammatica)
January 2024
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
1B VZV
January 2024
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
1A - dinsdag 23-1 (grammatica)
January 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1