Taalverzorging 2.8 en 3.8 Les 3, 4 en 5

Welkom
Leg klaar:

  • je leesboek
  • je leerwerkboek deel A op pagina 73
  • je pen
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Welkom
Leg klaar:

  • je leesboek
  • je leerwerkboek deel A op pagina 73
  • je pen

Slide 1 - Slide

timer
10:00
Les 3

Slide 2 - Slide

Planning
  • Vragen over het huiswerk?
  • Leerdoelen 2.8
  • Uitleg voegwoorden en tussenwerpsel
  • Aan de slag
  • Afsluiting van de les

Slide 3 - Slide

Vragen over huiswerk?
  • Boek 1.7: 1, 8a (alleen psv/bzv), 10a, 14 en 18.
Welke woordsoort heb je extra geoefend?

  • Werkwoordspelling: oefening 1, 2 en 3
Bovendien is het beleid van Shell een bedreiging voor de
mensenrechten, ... (betogen) Milieudefensie.
Welke vorm? pv tt, pv vt, vd.

Slide 4 - Slide

2.8 Leerdoelen (p. 148)
  • Voegwoorden: en, want, maar, dus, of.
  • Tussenwerpsel 

Slide 5 - Slide

Samengestelde zin (P. 149)
Samengestelde zin => 2 persoonsvormen (of meer).




Het weekend was erg leuk, maar het opstaan is vreselijk.



Hoofdzin:
* o en pv naast elkaar
* er kan niets tussen


Slide 6 - Slide

Nevenschikking
  • Twee hoofdzinnen
  • Kunt ze als losse zinnen gebruiken
  • Beide even belangrijk
  • Nevenschikkend voegwoord: en, maar, want, of, dus
  • Voegwoord geeft verband aan 

Slide 7 - Slide

Verbanden in nevenschikking
Ik heb een fiets en (ik heb) een scooter. => opsomming / zd
Het regent, maar ik word niet nat. =>
Ik blijf droog, want ik heb mijn regenpak aan. =>
Ik ga vandaag naar de winkel of ik ga morgen. =>
De aanbieding geldt vandaag, dus ik ga nu. =>

Slide 8 - Slide

Tussenwerpsel (p. 151)
  • Uiting van gevoel (oef, shit), klanknabootsingen (klats, piefpafpoef) of om aandacht te trekken (hé, sssst).
  • Maakt geen deel uit van de ziin.
  • Tussenwerpsels staan, meestal aan het begin of einde van een zin, gescheiden van de rest door een komma, uitroepteken of punt.

Slide 9 - Slide

Tussenwerpsels?

Slide 10 - Slide

Maken
Paragraaf 2.8
  • Werk in je leerwerkboek.
  • Kijk zelf na.
  • Opdracht: 1, 4, 7 en 9.
  • Vragen?
  • Ga verder met de weektaak, zie Magister.


Slide 11 - Slide

Vooruitblik


Volgende les verder 
met woordsoorten benoemen.

Slide 12 - Slide

Welkom
Leg klaar:
je leesboek
je leerwerkboek deel A
je pen

Slide 13 - Slide

timer
10:00
Les 4

Slide 14 - Slide

Planning
  • Leerdoelen 3.8
  • Uitleg 
  • Aan de slag
  • Afsluiting van de les

Slide 15 - Slide

2.8 Leerdoelen (p. 148)
  • Voegwoorden in een onderschikking
  • Bijwoord
  • Verschil bijwoord en bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Slide

Samengestelde zin (p. 227)
Samengestelde zin => 2 persoonsvormen (of meer).




Het weekend was erg leuk, terwijl het opstaan vreselijk was.



Hoofdzin:
* o en pv naast elkaar
* er kan niets tussen


Bijzin:
* o en pv niet naast elkaar
* of er kan 'niet' tussen


Slide 17 - Slide

Onderschikking
  • Een hoofdzin en een bijzin of bijzin en hoofdzin.
  • Kunt ze niet als losse zinnen gebruiken (iets aanpassen)
  • Onderschikkend voegwoord: toen, zodra, omdat, ...
  • Voegwoord geeft verband aan 

Slide 18 - Slide

Dat en of vaak met...
Ik hoop dat ik morgen kan komen.
  • Ik hoop (dat)
  • Morgen kan ik komen. (volgorde aangepast).
Hij wil graag weten of hij de toets goed heeft gemaakt.
  • Hij wil graag weten (of)
  • Hij heeft de toets goed gemaakt. (aangepaste volgorde)

Slide 19 - Slide

Bijwoord zegt iets over: (p. 229)
Een bijwoord is een woord dat bijvoorbeeld een tijd, plaats of hoeveeheid aangeeft, of zegt hoe, hoe vaak iets gebeurt.

  • Misschien doe ik het. (bw zegt iets over de hele zin)
  • Dat vind ik een bijzonder mooie film. (bw zegt iets over het bn mooie)
  • Ze zaten allemaal buiten. (bw zegt iets over het werkwoord zaten)
  • Dat vind ik een heel erg mooie film. (bw zegt iets over het bw erg)


Slide 20 - Slide

ook, misschien, gelukkig, helaas

Slide 21 - Slide

Let op!
Welk(e), wat, wie, wat voor (een) = vragend voornaamwoord

Andere vraagwoorden zijn bijwoorden.
Wanneer, waarom, waarheen, hoe, waarmee

Slide 22 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

Zegt iets over:
  • een zelfstandig naamwoord
  • kan van vorm veranderen


Bijwoord (p. 232)

Zegt iets over:
  • bijvoeglijk naamwoord
  • werkwoord
  • bijwoord

Of is een restwoord als:
ook, misschien, gelukkig, ...
Hangt van de zin af

Slide 23 - Slide

Verschil bw en bn (p. 232)
  • Het zijn slordige types.
bn want zegt iets over zn

  • Ze schrijven slordig.
bw want zegt iets over ww

Slide 24 - Slide

Maken
  • Werk in je leerwerkboek.
  • Kijk zelf na. Vragen?
  • Les 1 al af? 2.8 opdracht: 1, 4, 7 en 9.
  • Les 2: 2.8: 10 en van  3.8: 1, 8 en 11
  • Ga verder met de weektaak, zie Magister.


Slide 25 - Slide

Voouitblik

Hoe ver ben je met de opdrachten?
Welke vragen heb je?
 


Volgende les weektaak afronden

Slide 26 - Slide

Welkom
Leg klaar:
je leesboek
je leerwerkboek deel A
je pen

Slide 27 - Slide

timer
10:00
Les 5

Slide 28 - Slide

Planning
  • Testje werkwoordspelling
  • Welke woordsoort wil je herhalen?
  • Weektaak afronden
  • Afsluiting van de les met Kahoot!

Slide 29 - Slide

De boom leek van binnen (vermolmen) te zijn.

Slide 30 - Open question

De spits nam een strafschop, maar de bal (stuiten) tegen de lat.

Slide 31 - Open question

Hij had zich uitgaven (veroorloven) waarvoor hij eigenlijk het geld niet missen kon.

Slide 32 - Open question

De brandweer bespuit de omliggende gebouwen, om te voorkomen dat de brand zich (uitbreiden).

Slide 33 - Open question

Nadat we een glaasje cola gedronken hadden, (aanvaarden) we de terugtocht.

Slide 34 - Open question

Bij de storm (stranden) er nog menig schip op onze kust.

Slide 35 - Open question

Doordat de strijkbout te heet was, had het dienstmeisje de jurk (schroeien).

Slide 36 - Open question

Je moet niet te lang wachten; het is beter, dat je het ijzer (smeden), als het heet is.

Slide 37 - Open question

Tijdens de feestelijkheden was de stad schitterend (versieren).

Slide 38 - Open question

Toen het bekend was, dat een van de collega's over de anderen roddelde, (verachten) iedereen hem.

Slide 39 - Open question

Over welke woordsoort
wil je uitleg?

Slide 40 - Open question

Maken
  • Werk in je leerwerkboek.
  • Kijk zelf na. Vragen?
  • Les 1 al af? 2.8 opdracht: 1, 4, 7 en 9.
  • Les 2 al af? 2.8: 10 en van  3.8: 1, 8 en 11
  • Les 3:  3.8: 12, 13, 15
  • Rond je week taak af.


Slide 41 - Slide

Slide 42 - Link

Slide 43 - Video