What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Klas 3 - LS - Unité 4 - oefenen met ww devoir, partir, sortir
Klas 3 - LS - Unité 4
oefenen met de werkwoorden devoir, partir, sortir
1 / 48
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
48 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Klas 3 - LS - Unité 4
oefenen met de werkwoorden devoir, partir, sortir
Slide 1 - Slide
Ik moest
A
présent
B
imparfait
C
passé composé
D
futur
Slide 2 - Quiz
Jij zal moeten
A
présent
B
imparfait
C
passé composé
D
futur
Slide 3 - Quiz
hij heeft (ge)moeten
A
présent
B
imparfait
C
passé composé
D
futur
Slide 4 - Quiz
Jullie moesten
Slide 5 - Open question
hij moet
Slide 6 - Open question
zij (vrl) zullen moeten
Slide 7 - Open question
ik heb (ge)moeten
Slide 8 - Open question
Wij moeten
Slide 9 - Open question
men moest
Slide 10 - Open question
jij zal moeten
Slide 11 - Open question
wij hebben (ge)moeten
Slide 12 - Open question
oefenen met ww devoir p.37
-présent
-passé composé
-imparfait
-futur
- il faut
verder oefenen met verbuga.eu
Slide 13 - Slide
devoir (on, imp)
A
on deviez
B
on devoirait
C
on a dû
D
on devait
Slide 14 - Quiz
devoir (elles, futur)
A
elles doivent
B
elles doivront
C
elles devront
D
elles devrent
Slide 15 - Quiz
devoir (vous, p.c)
A
vous avons dû
B
vous avez devu
C
vous avez dû
D
vous deviez
Slide 16 - Quiz
devoir (tu, p)
A
tu devais
B
tu devait
C
tu dois
D
tu as dû
Slide 17 - Quiz
devoir (ils, imp)
A
ils devoiraient
B
ils devait
C
ils ont dû
D
ils devaient
Slide 18 - Quiz
devoir (nous, p.c)
A
nous avons dû
B
nous sommes dûs
C
vous avez dû
D
nous devions
Slide 19 - Quiz
devoir (ils, p)
A
ils doit
B
ils devent
C
il doient
D
ils doivent
Slide 20 - Quiz
Vertaal: jij zult moeten
Slide 21 - Open question
Vertaal: jij hebt gemoeten
Slide 22 - Open question
Vertaal: wij moeten
Slide 23 - Open question
Vertaal: wij moesten
Slide 24 - Open question
Il faut betekent:
A
jij moet
B
wij moeten
C
jullie moeten
Slide 25 - Quiz
Vertaal op twee manieren:
Jij moet leren.
Slide 26 - Open question
Kies de juiste vertaling:
wij zullen vertrekken (futur)
A
nous partons
B
nous partions
C
nous sommes partis
D
nous partirons
Slide 27 - Quiz
Welke tijd is dit en hoe vertaal je de vorm?
nous partions
A
wij vertrekken (présent)
B
wij vertrokken (imparfait)
Slide 28 - Quiz
Vertaal:
ik vertrek (présent)
Slide 29 - Open question
Vertaal:
Elisa is vertrokken (passé composé)
Let op: 'partir' zit in het etre-huis!
Slide 30 - Open question
Noem nog (minimaal) drie andere werkwoorden
die met ETRE gaan in de PASSÉ COMPOSÉ
Slide 31 - Mind map
Vertaal:
jij zult vertrekken (futur)
Slide 32 - Open question
Vertaal:
wij zullen vertrekken (futur)
Slide 33 - Open question
Vertaal:
zij vertrokken (imparfait)
Slide 34 - Open question
Vertaal:
u vertrekt (présent)
Slide 35 - Open question
Vertaal:
ik ben vertrokken (p.c.)
Let op: een jongen zegt dit....
Slide 36 - Open question
Wat betekent 'sortir'?
A
uitgaan
B
vertrekken
C
moeten
D
slapen
Slide 37 - Quiz
Welke tijd is de vorm:
elle sortira
A
présent
B
imparfait
C
passé composé
D
futur
Slide 38 - Quiz
Welke tijd is de vorm:
elle sortait
A
présent
B
imparfait
C
passé composé
D
futur
Slide 39 - Quiz
Wat betekent de vorm:
on sort
A
men gaat uit (en ook: wij gaan uit)
B
hij gaat uit
C
zij gaat uit
Slide 40 - Quiz
ON SORT is een vorm van de PRÉSENT
De PRÉSENT is een ...
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 41 - Quiz
De tijd waarmee je over de toekomst praat heet FUTUR.
De basis is meestal het hele werkwoord + de uitgangen...
A
ai - as - a - ons - ez - ont
B
ais - ais - ait - ions - iez - aient
Slide 42 - Quiz
Wat betekent de vorm:
ils sortiront
A
zij gingen uit
B
zij gaan uit
C
zij zullen uitgaan
Slide 43 - Quiz
Vertaal de vorm in het Frans:
zij gaan uit (présent)
Slide 44 - Open question
Vertaal de vorm in het Frans:
zij gingen uit (imparfait)
Slide 45 - Open question
Vertaal de vorm in het Frans:
zij zijn uitgegaan (p.c.)
Slide 46 - Open question
Om de IMPARFAIT van een ww te maken, neem je een vorm van de PRÉSENT als basis, nl
A
de je-vorm waar je de uitgang afhaalt
B
de tu-vorm waar je de uitgang afhaalt
C
de nous-vorm waar je de uitgang afhaalt
Slide 47 - Quiz
De basis van de imparfait van DEVOIR, is dus
(nous) DEV-(ons)
Geef nu alle vormen van de imparfait van devoir!
Slide 48 - Open question
More lessons like this
H3 3 werkwoorden bij U4 maart 21
April 2024
- Lesson with
45 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Le verbe DEVOIR (vijf tijden)
February 2024
- Lesson with
40 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
3V 30 sept
September 2020
- Lesson with
15 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
H3 18/3/21 herhaling gramma U4
March 2022
- Lesson with
11 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Onzième cours 12 octobre
October 2021
- Lesson with
18 slides
Frans
Middelbare school
vmbo g, t, havo
Leerjaar 2
FA p3a GL3 CH1 Bron G Partir sortir, sentir servir dormir
September 2022
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Grammatica Chapitre 1 3HV
September 2024
- Lesson with
44 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
3A les 10
September 2020
- Lesson with
17 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3