Toets elektriciteit H4 Nova Klas 2KT

Toets elektriciteit

2KT hoofdstuk  4 ( 29 vragen)
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Toets elektriciteit

2KT hoofdstuk  4 ( 29 vragen)

Slide 1 - Slide

Welk antwoord is GEEN spanningsbron?
A
schakelaar
B
batterij
C
dynamo
D
generator

Slide 2 - Quiz

Hoe heet een stof die elektrische stroom niet door laat?
A
isolator
B
koper
C
halfgeleider
D
geleider

Slide 3 - Quiz

Als de schakelaar gesloten wordt is er sprake van.......
A
een verbroken stroomkring
B
een lamp die uit gaat
C
een gesloten stroomkring
D
een lamp die geen licht geeft

Slide 4 - Quiz

Sommige stoffen geleiden elektriciteit slecht. Welke stof is een isolator?
A
aluminium
B
glas
C
koolstof
D
zout water

Slide 5 - Quiz

Elk onderdeel in een stroomkring heeft een eigen functie. Wat is de functie van de batterij?
A
levert energie
B
meet de energie in een stroomkring
C
vervoert energie
D
zet energie om in warmte

Slide 6 - Quiz

Wat is de eenheid van stroomsterkte?
A
Ampere (A)
B
Volt (V)
C
Watt(W)

Slide 7 - Quiz

Vier batterijen van 6 V worden in serie geschakeld. Dit levert een spanning op van:
A
1,5V
B
6V
C
12V
D
24V

Slide 8 - Quiz

Jeroen sluit een lampje van 3V op een spanningsbron van 12V. Wat gebeurt er?
A
lampje zal doorbranden
B
lampje zal fel branden
C
lampje zal niet branden
D
lampje zal zwak branden

Slide 9 - Quiz

Wat uitspraak over een parallelschakeling is waar?
A
branden alle lampjes of zijn alle lampjes uit
B
de stroomsterkte is overal evengroot
C
er komen geen vertakkingen voor
D
je kunt elk lampje afzonderlijk aan zetten

Slide 10 - Quiz

Welke uitspraken over deze schakelingen is waar?
A
Het zijn allebei parallel schakelingen
B
Het zijn allebei serieschakelingen
C
bovenste is parallel en onderste is serie
D
bovenste is serie en onderste is parallel

Slide 11 - Quiz

In deze schakeling draait Carlo lampje 2 los. Wat gebeurt er met de andere lampjes?
A
lampje 1 gaat uit en 3 blijft branden
B
lampje 1 blijft branden en 3 gaat uit
C
lampje 1 en 3 blijven branden
D
lampje 1 en 3 gaan allebei uit

Slide 12 - Quiz

Welk nummer stelt een spanningsmeter voor?
A
1
B
2
C
3
D
5

Slide 13 - Quiz

Het vermogen van een apparaat kun uitrekenen met de formule:
A
vermogen=spanning + stroomsterkte
B
vermogen= spanning : stroomsterkte
C
vermogen= spanning X stroomsterkte
D
vermorgen= spanning-stroomstekte

Slide 14 - Quiz

5mA=
A
5000A
B
50A
C
0,005A
D
0,5A

Slide 15 - Quiz


In welke situatie is de ampèremeter goed aangesloten
A
B
A
In situatie A
B
In situatie B
C
In zowel situatie A als B
D
in beide situaties niet goed

Slide 16 - Quiz

Waarmee meet je de stroomsterkte?
A
Voltmeter
B
Ampèremeter
C
Thermometer
D
megameter

Slide 17 - Quiz

Welke waarde geeft de voltmeter aan?
A
1,2V
B
6V
C
12V
D
7 volt

Slide 18 - Quiz

Wat is spanning
A
Hoeveelheid stroom
B
Hoeveelheid deeltjes die per seconde voorbij komen
C
De energie die deeltjes met zich mee dragen
D
De benzine in de tankautos

Slide 19 - Quiz

Wat voor soort
schakeling is dit?
A
serie
B
parallel
C
serie en parallel

Slide 20 - Quiz

Hoe schakel je een spanningsmeter
A
Als onderdeel in de schakeling
B
Over een onderdeel

Slide 21 - Quiz

Hoe schakel je een stroommeter?
A
Als onderdeel in de schakeling
B
Over een onderdeel

Slide 22 - Quiz

Hiernaast zie je een serieschakeling
van 2 gelijke lampjes. Door de
stroomkring gaat een stroom van
2 Ampère.
Hoe groot is de stroomsterkte door lampje 2?
A
1 Ampère
B
2 Ampère
C
4 Ampère
D
2 Volt

Slide 23 - Quiz

Hiernaast zie je een serieschakeling
van 2 gelijke lampjes. De batterij
levert een spanning van 9 Volt.
Hoe groot is de spanning over lampje 1?
A
9 Volt
B
4,5 Volt
C
18 Volt
D
9 Ampère

Slide 24 - Quiz

Wat is de eenheid van vermogen?
A
Joule
B
Ampère
C
Volt
D
Watt

Slide 25 - Quiz

452 mA=
A
0,452A
B
45200A
C
4,52A
D
4520A

Slide 26 - Quiz

5,75 A=
A
57,5 mA
B
5750 mA
C
0,575 mA
D
0,00575 mA

Slide 27 - Quiz

0,85 A =
A
85 mA
B
0,0085 mA
C
850 mA
D
0,085 mA

Slide 28 - Quiz

Welk symbolen zijn hier weergegeven?
A
Dynamo, schakelaar en een lamp
B
Batterij, schakelaar en een lamp
C
Batterij, drukknopje en een lamp
D
Batterij, schakelaar en een motor

Slide 29 - Quiz

Op welke manier zijn deze 5 lampen geschakeld?

Slide 30 - Open question


Hiernaast zie je een Ampèremeter. Lees de stroomsterkte af.
A
2,2 A
B
0,22 A
C
0,022 A
D
22 A

Slide 31 - Quiz

In een serieschakeling
A
is de stroom overal even groot
B
is er geen stroom
C
wordt de stroom verbruikt
D
verdeelt zich over de vertakkingen

Slide 32 - Quiz

Wat is de totale spanning bij een parallelschakeling?
A
De som van de deelspanningen
B
De spanning is overal gelijk
C
Maakt niet uit
D
De spanning van de hoogste waarde

Slide 33 - Quiz

Zet de stoffen in het juiste vakje.
Geleider
Isolator
hout
ijzer
kraanwater
koolstof
lucht
plastic

Slide 34 - Drag question

Welke waarde geeft deze stroommeter aan?
A
0,03 A
B
0,3 A
C
3 A

Slide 35 - Quiz

Welk antwoord is juist?
A
Als bij de serie schakeling 1 lamp stuk gaat blijven de andere lampen branden
B
Als bij de parallel schakeling 1 lamp stuk gaat blijven de andere lampen branden
C
Als bij de serie schakeling 2 lampen stuk gaat blijven de andere lampen branden
D
Als bij de parallel schakeling 1 lamp stuk gaat gaan de andere lampen uit

Slide 36 - Quiz

Gegeven: spanning = 230 V en de
stroomsterkte = 0,5 A
Gevraagd: Met welke formule kan ik het vermogen uitrekenen en wat is het juiste antwoord?
A
P = UxI P = 115W
B
P = U : I P = 460W
C
P = I : U P = 0,02W
D
P = U - I P = 229,5W

Slide 37 - Quiz

In figuur zie je verschillende schakelingen met een lamp en batterij. In welke schakelingen brandt het lampje niet en
leg uit waarom de lampjes niet branden?

Slide 38 - Open question

Hoe hoog is de netspanning in huis?
A
230 V gelijkspanning
B
12 V wisselspanning
C
115 V gelijkspanning
D
230 V wisselspanning

Slide 39 - Quiz

Welke schakelaars moet ik sluiten om de lampen in A en B te laten branden? Er zijn meerdere mogelijkheden!

Slide 40 - Open question

Op een verlengsnoer kan maximaal 1A stroom, Marije wil de volgende apparaten aansluiten: televisie 540mA, dvd speler 350 mA, computer 125 mA, en een bureaulamp 250 mA
Laat met een berekening zien of dit kan

Slide 41 - Open question

Reken het vermogen uit van het volgende apparaat: spanning is 230V en stroomsterkte is 3 A

Slide 42 - Open question

Reken het vermogen uit van het volgende apparaat: spanning is 6 V en stroomsterkte is 0,5 A

Slide 43 - Open question

Teken van de volgende schakeling een schema en lever deze in. Jeroen schakelt vier lampjes parallel op een batterij , met schakelaar 1 kunnen alle lampjes aan en uit, met schakelaar 2 kunnen 2 lampjes aan of uit.

Slide 44 - Open question

EINDE

Slide 45 - Slide