Hin Les 1bk, Bespreken toets formuleren

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

This lesson contains 46 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welkom bij het vak Nederlands
  • Telefoon in de tas
  • We gaan direct op onze eigen plek zitten
  • Niet naar de wc tijdens de les, alleen bij hoge nood
  • Stil is ook stil.  Steek je hand wanneer je wat wilt vragen
  • Zitten volgens plattegrond (mits aanwezig) 
  • Luisteren naar elkaar als iemand anders aan het woord is 
  • Luisteren naar de docent als de docent aan het woord is



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Even checken: 
Wat moet je verplicht meenemen voor iedere les:
  • Lesboek 
  • iPad 
  • Oortjes of koptelefoon 
  • Schrift
  • Pen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vandaag

  • Hoe ging de proeftoets? 
  • Nakijken proeftoets 
  • Vragen stellen over de toets Formuleren 
  • Nabespreken 
  • Doelen checken
  • Evaluatie  

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Welkom
Pak je boek op blz 14,
 je schrift of een blaadje
en je pen.

Log met je iPad in deze Lessonup. 
Zie code hieronder 
timer
3:00

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
Toets formuleren bespreken 

Daarna verder met Meer dan lezen -
§1 onbekende woorden
Theorie
Zelf aan de slag
Evaluatie les

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Heb je                       vragen?

Steek je vinger op en 
wacht tot je aan de beurt bent. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
- Je kan bepalen of een zelfstandig naamwoord het lidwoord de of het krijgt. 
- Je kan op de juiste manier verwijzen naar de- en het-woorden. 
- Je kan volledige zinnen maken (alleen kader) 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
Lesdoel: bespreken toets formuleren. Eerst basis dan kader. 
Je weet wat je goed kan
Je weet waar je nog aan moet werken 

Planning:
-   Aan de slag met woordraadstrategieën

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Toets formuleren basis
Kader werkt zelfstandig op blz 14
1BKA
24-11-2023

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Nakijken: opdracht 1
1. Alle Nederlandse woorden zijn een de-woord of een het-woord 
2. Welk lidwoord hoort voor het woord? Kies de of het
de sleutel
het gedicht
de verzekering
de pauze 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Nakijken: opdracht 3
Welke lidwoorden horen voor de woorden? Kies: de of het
De kast
Het kastje
De kasten 
Het schrift
Het schriftje
De schriften 


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Nakijken: opdracht 3
Welke lidwoorden horen voor de woorden? Kies: de of het
De kast
Het kastje
De kasten 
Het schrift
Het schriftje
De schriften 


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

B Nakijken: opdracht 1 
1. Alle Nederlandse woorden zijn een de-woord of een het-woord 
2. Welk lidwoord hoort voor het woord? Kies de of het
de bankpas
het zwembad
de voorstelling
de kampioen 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Nakijken: opdracht 3
De plant
het plantje
de planten
het boek
het boekje
de boeken 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Nakijken: verwijswoorden
Bij een de- woord gebruik je de verwijswoorden deze en die. 
In elke zin is het verwijswoord onderstreept. Noteer het woord waar het naar verwijst. 
In een schuur heeft de politie de auto, die gisteren gestolen was, teruggevonden
Vorige week heb ik een hoesje voor mijn telefoon gekocht en dat is nu al kapot. 


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Nakijken: verwijswoorden, opdracht 3
a. deze
b. dat
c. die
d. dat 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Nakijken: verwijswoorden, opdracht 4
a. onjuist
b. juist
c. onjuist
d. onjuist 

5. Eigen antwoord. Bijv Ik heb online deze broek en dit shirt besteld. 
1 p per goed gebruikt verwijswoord en 1 p voor een goed lopende zin. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Puntentelling: totaal  29 punten
29 punten: 10
25 punten: 7,8 
20 punten: 6,2
15 punten: 4,7
10 punten: 3,1

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Heb je                       vragen?

Steek je vinger op en 
wacht tot je aan de beurt bent. 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Toets formuleren kader
Basis werkt zelfstandig op blz 14
1BKA
24-11-2023

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Nakijken: opdracht 1
1a. onderwerp en een persoonsvorm
b. hoofdletter. leesteken of punt
2. 
nee
ja
nee
ja 
ja
nee

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Nakijken: opdracht 3
a. .
b. ?
c. .
d. !
e. .
f. ?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Nakijken: opdracht 4
Stralend schoon paard. 
Ben jij berijder van een schimmel? Als je paard in het gras heeft gerold is de witte vacht gelijk vies. Gek word je ervan! Met alleen borstelen krijg je de vieze vlekken niet weg. Tip: gebruik een goede shampoo en lauwwarm water bij het schoonmaken. 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Nakijken: opdracht 5
Eigen antwoord:
Een juist antwoord bestaat uit vier zinnen die elk een onderwerp en een persoonsvorm hebben. Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een leesteken.  

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Nakijken: paragraaf 2
1a. deze die 
1b. dat, dit
2 C onzijdige woorden
3. het, het, de, de , de , het
4. dat, dit, deze, dit, die, dit
5. Eigen antwoorden: de-woorden: de auto/de keuken/de docent 
het-woorden: het huis/het gesprek/het beroep 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Nakijken: paragraaf 3, opdracht 5
1a. deze die 
1b. dat, dit
2 C onzijdige woorden
3. het, het, de, de , de , het
4. dat, dit, deze, dit, die, dit
5. Eigen antwoorden: de-woorden: de auto/de keuken/de docent 
het-woorden: het huis/het gesprek/het beroep 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Nakijken: paragraaf 3
1. waar, niet waar, waar, waar
2. sporttas, supporters, huis, papieren
3. ddie, dat, dat, dat
4. dat, dat, deze, dit
5. a. een zin, b. een woord
6. Dat kan verwijzen naar de hele zin: je vindt het krijgen van een groot cadeau dan leuk. Dat kan verwijzen naar een het-woord, dus cadeau

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Puntentelling: totaal  48 punten
48 punten: 10
40 punten: 7,5 
30 punten: 5,6
25 punten: 4,7
20 punten: 3,8


Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Heb je                       vragen?

Steek je vinger op en 
wacht tot je aan de beurt bent. 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

  • Ga naar opdracht 2. 
  • Basis: Luister naar het fragment (met koptelefoon of oortjes). 
  • Kader: Lees tekst 2. 
  • Maak opdracht 2 in je boek
  • Klaar? 
  • Maak opdracht 3 en 4. Dat is het huiswerk. start

ZELF AAN DE SLAG
timer
8:00

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk 
Leer de theorie op blz 10. 

Maak opdracht 1 t/m 4 op blz
10 t/m 13. 


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Heb je nog                      vragen?

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie les
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Tot de volgende les!

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Formuleren 
Volledige zinnen 

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Heb je nog                      vragen?

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Maak een foto van je huiswerk!
(of van jezelf als je geen huiswerk hebt gemaakt...)

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Link

This item has no instructions

Huiswerk nakijken 


Basis: Ga naar blz 210 en kijk  opdracht 1, 2 en 3 na. 
Kader: ga naar blz 218 en kijk opdracht 1, 2 en 3 na. 

timer
10:00

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Jasper heeft individueel pianoles,
omdat hij het best presteert als hij alleen les krijgt en zelfgekozen muziek kan spelen.
Overleg in tweetallen 
- Wat betekent individueel?
- Hoe weten jullie dit?
timer
2:00

Slide 44 - Slide

Een synoniem is een ander woord met dezelfde betekenis.
Hardloopster Dafne Schippers is een vedette,
een beroemd persoon, die altijd voor de winst gaat.
Overleg in tweetallen 
- Wat betekent vedette?
- Hoe weten jullie dit?

Slide 45 - Slide

Een omschrijving legt in meer dan één woord de betekenis van een onbekend woord uit.
De oud-voetballer Arjen Robben
woont nu in een riante villa,
maar hij groeide op in een veel kleiner huis.
Overleg in tweetallen 
- Wat betekent riante?
- Hoe weten jullie dit?

Slide 46 - Slide

Een tegenstelling kan helpen om de betekenis van een onbekend woord te achterhalen.