Herhaling en aanvulling ww klas 1 naar klas 2

Oefening herhaling en aanvulling 
werkwoorden
 klas 1 naar klas 2
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Oefening herhaling en aanvulling 
werkwoorden
 klas 1 naar klas 2

Slide 1 - Slide

Vul in:
ils ........ (parler) au présent

Slide 2 - Open question

Vul in:
tu........ (parler) au présent

Slide 3 - Open question

Vul in:
on........ (chanter) au présent

Slide 4 - Open question

Vul in:
on........ (habiter) au passé composé

Slide 5 - Open question

Vul in:
vous ........ (habiter) au passé composé

Slide 6 - Open question

Vul in:
tu........ (parler) au passé composé

Slide 7 - Open question

Vul in:
nous ........ (manger) au passé composé

Slide 8 - Open question

Vul in:
nous ........ (faire) au présent

Slide 9 - Open question

Vul in:
vous........ (faire) au présent

Slide 10 - Open question

Vul in:
tu........ (faire) au présent

Slide 11 - Open question

Vul in:
ils ........ (faire) au présent

Slide 12 - Open question

Vul in:
tu........ (aller) au présent

Slide 13 - Open question

Vul in:
elle ........ (aller) au présent

Slide 14 - Open question

Vul in:
je........ (aller) au présent

Slide 15 - Open question

Vul in:
ils ........ (aller) au présent

Slide 16 - Open question

Zo krijg je ze in de toets

Slide 17 - Slide

Zet in de passé composé:
(manger) Elle ................ un sandwich.

Slide 18 - Open question

Zet in de passé composé:
(parler) Ils ................ anglais.

Slide 19 - Open question

Zet in de passé composé:
(faire) Vous................ du karaté?

Slide 20 - Open question

Zet in de passé composé:
(être) Nous ................ au Danemark!

Slide 21 - Open question

Zet in de passé composé:
(avoir) Tu ................ un chien?

Slide 22 - Open question

Zet in de présent:
(avoir) Tu ................ un chat gris?

Slide 23 - Open question

Zet in de présent:
(faire) On ................ du foot?

Slide 24 - Open question

Zet in de présent:
(aller) Ils ................ au cinéma?

Slide 25 - Open question

ik kan de werkwoorden faire/aller/avoir/être
en de regelmatige werwkwoorden op -er
vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll