Ch 3 - les 1

1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Gedragsverwachtingen
  • Chapitre 3 - introduction
  • Écouter
  • Vocabulaire A
  • Mon album de vacances
  • Betoog Nederlands terug

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Gedragsverwachtingen
  • Je komt rustig binnen en legt je spullen op tafel.
  • Je spreekt vriendelijk tegen je klasgenoten en docent.
  • Je bent stil als dat van je gevraagd wordt.
  • Je hebt een actieve houding in de les (je zit rechtop, doet goed mee, stelt vragen wanneer je iets niet begrijpt)
  • Je komt voorbereid naar de les (leer- en maakwerk gedaan , boek/pen/oortjes mee + naar het toilet geweest)


Slide 3 - Slide

Script:
eerste keer waarschuwing
tweede keer aan het eind van de les blijven zitten

Chapitre 3
  • Ik ken woorden die te maken hebben met vakantie.
  • Ik kan vertellen waar ik op vakantie ben geweest, wat ik heb gedaan en wat ik hiervan vond.
  • Ik kan informatie geven over mijn vakantieland en -verblijf.
  • Ik kan de passé composé (met avoir én être) gebruiken.
  • Ik kan het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
       
 



Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Introduction

Bekijk het filmpje. 

Welke verschillen tussen vakantie in Nederland en Frankrijk komen aan bod?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Chapitre 1 - A
Prends ton livre à la page 124.

-Lis les mots et les phrases.
-Écoute bien.
-Répète-les.



Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Écouter
Prends ton livre à la page 96.

On fait exercice 4, 5, 6



Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Mon album/journal de vacances
www.maxitaal.net/vwo
www.maxitaal.net/havo

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

devoirs
leren woorden/zinnen A

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Chapitre 3
  • Ik ken woorden die te maken hebben met vakantie.
  • Ik kan vertellen waar ik op vakantie ben geweest, wat ik heb gedaan en wat ik hiervan vond.
  • Ik kan informatie geven over mijn vakantieland en -verblijf.
  • Ik kan de passé composé (met avoir én être) gebruiken.
  • Ik kan het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
       
 



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

vacances
moyens de transport

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions