• “Je moet altijd bereikbaar zijn” (waarom wel of niet, wanneer wel of niet).
• “Ik check mijn telefoon tijdens de les” (wees nieuwsgierig: om de hoeveel minuten check
je je telefoon eigenlijk, hoe doet een docent dat, hoe zouden ze dat zelf vinden als ze voor
de klas zouden staan).
• “Het lijkt me moeilijk om mijn telefoon een hele schooldag niet bij me te hebben”
(waarom? Wat lijkt je moeilijk of gaat je missen? Wat zouden we moeten organiseren op
school om bijvoorbeeld ‘verveling’ tegen te gaan).
• “De school moet ervoor zorgen dat ik goed kan leren” (wat betekent dat als we zien dat
telefoons jullie steeds afleiden of de sfeer sociaal onveiliger maken).
* Schermtijd opdracht: Pak je telefoon erbij en bekijk je schermtijd van gisteren. B