V3 naamvallen uitleg

Stappenplan naamvallen
-> Der of Ein?
-> geslacht?
-> naamval?
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Stappenplan naamvallen
-> Der of Ein?
-> geslacht?
-> naamval?

Slide 1 - Slide

Der- of Ein?
Der-Gruppe: der, die, das, dieser, jener, jeder, mancher, solcher, welcher, aller, sämtliche, beide

Ein-Gruppe: ein, kein, mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr, Ihr (= ein, kein, en de bezittelijk voornaamwoorden)

Slide 2 - Slide

Geslacht?
Gaat om het zelfstandig naamwoord wat erachter staat!

Tips:
- 'het'- woorden zijn meestal onzijdig
- Woorden op -ung, -ion, -keit, -heit, -e zijn meestal vrouwelijk

Slide 3 - Slide

Naamval?
1. Staat er een werkwoord met een vaste naamval voor?
2. Staat er een voorzetsel voor?
3. Ontleden! (ow = 1e, lv = 4e, mv = 3e, bezittelijk maar zonder 'von' = 2e)

Slide 4 - Slide

Der/Ein bij: 'Der Hund (mijn) Mutter ist süß'?
A
Der
B
Ein

Slide 5 - Quiz

Geslacht bij: 'Der Hund (mijn) Mutter ist süß'?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
meervoud
D
onzijdig

Slide 6 - Quiz

Naamval bij: 'Der Hund (mijn) Mutter ist süß'?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

Der Hund (mijn) Mutter ist süß

Slide 8 - Open question

Der/Ein bij: 'Wir haben gegen (deze) Menschen gespielt'?
A
Der
B
Ein

Slide 9 - Quiz

Geslacht bij: 'Wir haben gegen (deze) Menschen gespielt'?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 10 - Quiz

Naamval bij: 'Wir haben gegen (deze) Menschen gespielt'?
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e

Slide 11 - Quiz

Wir haben gegen (deze) Menschen gespielt

Slide 12 - Open question

Wer hat (deze) Schuhe gekauft?

Slide 13 - Open question

Ich treffe mich gerne mit (mijn) besten Freundin.

Slide 14 - Open question

Er hat (alle) Dozenten einen Brief geschickt.

Slide 15 - Open question

Das Kind (jouw) Schwester ist jung.

Slide 16 - Open question