Jullie mogen nog zo zitten maar als het niet gaat is het plattegrond.
Opstart: voorkennis opfrissen van 4.1 en het lezen van 4.2
Uitleg kookpunt en smeltpunt
Maken opgaven 4.2 huiswerkcontrole 4.1
Afsluiting start 4.3
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
§4.2
kookpunt en smeltpunt
Lesplanning:
Jullie mogen nog zo zitten maar als het niet gaat is het plattegrond.
Opstart: voorkennis opfrissen van 4.1 en het lezen van 4.2
Uitleg kookpunt en smeltpunt
Maken opgaven 4.2 huiswerkcontrole 4.1
Afsluiting start 4.3
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je ...
beschrijven wat er gebeurt als water kookt.
uitleggen wat het kookpunt en smeltpunt (vriespunt/stolpunt) van een stof zijn en waarom dit stofeigenschappen zijn.
uitleggen hoe je het vriespunt of smeltpunt van water kunt verlagen.
Slide 2 - Slide
Van vast naar vloeibaar noemen we?
A
Bevriezen
B
Vervluchtigen
C
Rijpen
D
Smelten
Slide 3 - Quiz
Van vloeibaar naar gas noemen we?
A
Condenseren
B
Bevriezen
C
Verdampen
D
Smelten
Slide 4 - Quiz
Van vast naar gas noemen we?
A
Condenseren
B
Rijpen
C
Vervluchtigen
D
Bevriezen
Slide 5 - Quiz
Van gas naar vloeibaar noemen we?
A
Condenseren
B
Vervluchtigen
C
Rijpen
D
Smelten
Slide 6 - Quiz
Van gas naar vast noemen we?
A
Vervluchtigen
B
Rijpen
C
Condenseren
D
Bevriezen
Slide 7 - Quiz
§4.2 kookpunt en smeltpunt
Slide 8 - Slide
Smeltpunt
Wat is het smeltpunt van water?
Welke faseovergang vindt hier plaats?
Smeltpunt/stolpunt
Slide 9 - Slide
Kookpunt
Wat is het kookpunt van water?
Welke faseovergang vindt hier plaats?
kookpunt / condensatiepunt
koken VS verdampen
Slide 10 - Slide
Kookpunt
Als een stof kookt zie je overal in de vloeistof dampbellen ontstaan.
Slide 11 - Slide
Grafieken
tekenen
t(s)
T (⁰C)
0
20
30
33
60
39
90
52
120
63
Slide 12 - Slide
De brander
aansteken
Slide 13 - Slide
Proef 2 water koken
pagina 129
timer
30:00
Slide 14 - Slide
Bij hoeveel graden gaat water koken?
A
90 °C
B
100 m
C
101 °C
D
100 °C
Slide 15 - Quiz
Kookpunt
Als een stof kookt zie je overal in de vloeistof dampbellen ontstaan die tot aan het wateroppervlak komen.
Slide 16 - Slide
Kookpunt & smeltpunt
Slide 17 - Slide
kookpunt en smeltpunt zijn stofeigenschappen.
Vast onder het smeltpunt.
Vloeibaar tussen het smelt-en kookpunt.
Gasvormig boven het kookpunt.
Slide 18 - Slide
In de winter wordt zout op de wegen gestrooid. Dit wordt gedaan om ervoor te zorgen dat er geen ijslaag op de wegen komt. Wat is het effect van strooizout?
A
het verhoogt het stolpunt van water
B
het verhoogt het smeltpunt van water
C
het verlaagt het kookpunt van water
D
het verlaagt het smeltpunt van water
Slide 19 - Quiz
Het smeltpunt verlagen
Slide 20 - Slide
Bouillon is zout: in een liter soep zit ongeveer 15 g zout. Het water uit de kraan is zoet: het bevat (bijna) geen zout. Welke uitspraak is juist?
A
Soep bevriest bij een hogere temperatuur dan water.
B
Soep bevriest bij dezelfde temperatuur dan water.
C
Soep bevriest bij een lagere temperatuur dan water.
Slide 21 - Quiz
Aan de slag
Maken §4.2 en nakijken §4.1
Slide 22 - Slide
is smeltpunt een stofeigenschap?
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quiz
Welke van de volgende uitspraken is waar?
A
Als water kookt, dan neemt de temperatuur van het water toe.
B
Als water kookt, dan blijft de temperatuur van het water gelijk.
C
Als water kookt, dan neemt de temperatuur van het water af.
Slide 24 - Quiz
Welke van de volgende uitspraken is waar?
A
De bellen in kokend water bestaan uit waterdamp.
B
De bellen in kokend water bestaan uit lucht.
C
De bellen in kokend water bestaan uit nevel.
Slide 25 - Quiz
Als je zout of antivries aan water toevoegt wordt...........
A
water een vaste stof.
B
het vriespunt van water hoger.
C
het vriespunt van water lager.
D
het kookpunt van water hoger.
Slide 26 - Quiz
Het smeltpunt van ijzer is 1559 graden Celsius en het kookpunt is 2800 graden Celsius. Welke fase heeft ijzer bij 1600 graden Celsius?
A
vast
B
vloeibaar
C
gasvormig
Slide 27 - Quiz
In de tabel staan twaalf stoffen. Peter heeft één van deze stoffen in een fles. De stof komt vloeibaar uit de vriezer (−18 °C). Als de vloeistof een poosje bij kamer-temperatuur (20 °C) staat, begint hij te koken. Welke van de stoffen in de tabel zou dit kunnen zijn?