Taal verkennen thema 7 les 7

Taal verkennen thema 7 les 7
1 / 20
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taal verkennen thema 7 les 7

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hoe vind ik het onderwerp in een zin?
(welke vraag stel ik dan? )

Slide 3 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin: De hond rent in het park?
A
De
B
rent in het park
C
het park
D
De hond

Slide 4 - Quiz

Hoe vind ik het lijdend voorwerp in een zin?

Slide 5 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in de zin: De jongen leest een boek?
A
leest
B
De jongen
C
een
D
een boek

Slide 6 - Quiz

Hoe vind ik het meewerkend voorwerp in een zin?

Slide 7 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin: De juf geeft de leerling een pen?
A
een pen
B
geeft
C
de leerling
D
De juf

Slide 8 - Quiz

Even wat oefenen!

Slide 9 - Slide

Wat is het onderwerp in de zin: De kinderen spelen buiten?
A
buiten
B
spelen
C
De kinderen
D
de

Slide 10 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin: De kat drinkt melk?
A
een
B
drinkt
C
melk
D
De kat

Slide 11 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin 'Zij geeft haar broer een knuffel'?
A
haar broer
B
geeft
C
knuffel
D
Zij

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin 'De hond speelt graag met zijn bal'?
A
zijn bal
B
graag
C
speelt
D
De hond

Slide 13 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin 'Ik heb gisteren een boek gelezen'?
A
gisteren
B
een boek
C
gelezen
D
Ik

Slide 14 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp:
Gisteren heeft mijn opa een crossfiets gegeven aan mij gegeven.

Slide 15 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin:
Hij gaf het eerste abonnement aan Shariff.

Slide 16 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp:
De juf geeft de klas een hoop opdrachten.

Slide 17 - Open question

Wat is het onderwerp:
Ik ben gisteren naar het strand geweest.

Slide 18 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp:
Faye gaf mij op het strand een ijsje

Slide 19 - Open question

Maak:
1* + 2* of 2* + 3*
- Kijk goed naar wat er gevraagd wordt (gebruik de instapkaart).
- Kijk je werk netjes na en lever het in. Succes!
- Klaar? ga verder met je weektaak

Slide 20 - Slide