6V Beco Res.2.1

1.8a
A
Variabel, loonkosten afh. van km
B
Constant, loonkosten onafh. van km
1 / 14
next
Slide 1: Quiz
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1.8a
A
Variabel, loonkosten afh. van km
B
Constant, loonkosten onafh. van km

Slide 1 - Quiz

1.8e
A
Variabel, afschrijving afh. van km
B
Constant, afschrijving onafh. van km

Slide 2 - Quiz

2 Waarderingsgrondslagen activa

Slide 3 - Slide

waarderingsgrondslagen activa
1. historische kostenmethode
- verkrijgingsprijs 
- vervaardigingsprijs
2. actuele waarde
- vervangingswaarde
- bedrijfswaarde
- opbrengstwaarde
prijs die in het verleden is betaald
alle kosten die gemaakt zijn om het product te realiseren
prijs die betaald moet worden bij vervanging
opbrengst die nog behaald kan worden bij inzet in productie
waarde die verkregen wordt bij verkoop
voordeel: eenvoudige administratie
nadeel: prijsstijgingen / dalingen worden niet meegenomen
voordeel: prijsstijgingen / dalingen worden wel meegenomen
nadeel: veel aanpassingen nodig door schommelingen

Slide 4 - Slide

opdracht 2.4
z

Slide 5 - Slide

opdracht 2.4
1 >1.200 x ( 4,60 - 2,40 ) = € 2.640,-
2 > 2.600 x 2,80 = € 7.280,-
3 > 2.600 x 2,40 = € 6.240,-

Bekijk opgave 2.5

Slide 6 - Slide

opdracht 2.4
1 >1.200 x ( 4,60 - 2,40 ) = € 2.640,-
2 > 2.600 x 2,80 = € 7.280,-
3 > 2.600 x 2,40 = € 6.240,-

Bekijk opgave 2.5 ---------------------------> chaos?
Onderneming moet 1 systeem van voorraadregistratie kiezen en daaraan vasthouden.

Slide 7 - Slide

2.2 De voorraadwaardering
3 methodes:
  • fifo (first in, first out)          
  • lifo (last in, first out)           
  • vast verrekenprijs (geschatte gemiddelde inkoopprijs)


Slide 8 - Slide

voorbeeld lifo-methode

Slide 9 - Slide






1. Wat is de inkoopwaarde van de omzet op 9 oktober?
90.000 x 30 / 100 (inkoop 7 okt)
110.000 x 24 / 100 (inkoop 4 okt)
A
€ 45.400
B
€ 53.400
C
€ 53.600
D
€ 70.000

Slide 10 - Quiz






2. Wat is de brutowinst op 9 oktober?
omzet                      200.000 x 35/10
inkoopwaarde                53.400       -
brutowinst                       16.600
A
€ 16.600
B
€ 16.200
C
€ 16.800
D
€ 16.300

Slide 11 - Quiz






3. Wat is de brutowinst op 15 oktober?
inkoopwaarde van de omzet: 120.000 x 28 / 100 + 80.000 x 29 / 100
omzet: 200.000 x 41 / 100

brutowinst = 25.200
A
€ 25.800
B
€ 25.200
C
€ 26.400
D
€ 24.400

Slide 12 - Quiz

Wat is de waarde van de voorraad na de verkoop op 15 oktober? (antwoord zonder puntjes, zonder euroteken)
40.000 x 24 / 100 + 130.000 x 22 / 100 = 38200

Slide 13 - Open question

Hw.
Opgave 2.6

Slide 14 - Slide