5.4 Wat heb je verdiend? (deel 2)

5.4 Wat heb je verdiend? (deel 1)
Bladzijde 28
-Telefoon in de telefoontas
- Boek / pen/ rekenmachine op tafel
- Tas van tafel
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.4 Wat heb je verdiend? (deel 1)
Bladzijde 28
-Telefoon in de telefoontas
- Boek / pen/ rekenmachine op tafel
- Tas van tafel

Slide 1 - Slide

Planning
  1. Leerdoelen
  2. Uitleg brutowinst en nettoresultaat
  3. Huiswerkcontrole en nakijken 
  4. Maak de rekenopdrachten vanaf blz.46
  5. Terugblik leerdoelen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Na afloop van deze les ken/kan ik ...
  1. ... de omzet berekenen
  2. ... de inkoopwaarde berekenen
  3. ... de brutowinst berekenen
  4. ... het nettoresultaat berekenen

Slide 3 - Slide

Brutoresultaat berekenen (1)
Rachid verkoopt armbanden. Deze worden ingekocht voor € 1,20 per stuk. Hij Hij verkoopt in de maand december 600 armbanden voor € 1,80 per stuk. Bereken het brutoresultaat.

STAPPENPLAN UITWERKING: 
  1. Brutoresultaat = omzet - inkoopwaarde
  2. Omzet = 600 x € 1,80 = € 1.080
  3. Inkoopwaarde = 600 x € 1,20 = € 720
  4. Brutoresultaat = € 1.080 - € 720 = € 360


Slide 4 - Slide

Brutoresultaat berekenen (2)
Annemarie verkoopt oorbellen.  Deze worden ingekocht voor € 1,80 per stuk. Zij verkoopt in de maand december 600 oorbellen voor € 2,60 per stuk. Bereken het brutoresultaat.



timer
2:00

Slide 5 - Slide

Brutoresultaat berekenen (2)
Annemarie verkoopt oorbellen.  Deze worden ingekocht voor € 1,80 per stuk. Zij verkoopt in de maand december 600 oorbellen voor € 2,60 per stuk. Bereken het brutoresultaat.

STAPPENPLAN UITWERKING: 
  1. Brutoresultaat = omzet - inkoopwaarde
  2. Omzet = 600 x € 2,60 = € 1.560
  3. Inkoopwaarde = 600 x € 1,80 = € 1.080
  4. Brutoresultaat = € 1.560 - € 1.080 = € 480


Slide 6 - Slide

Nettoresultaat berekenen (1)
De bakker verkoopt kerstbrood. Zij kopen dit kerstbrood in voor € 2,10. De bakker verkoopt in december 800 kerstbroden voor € 2,40 per stuk. De bedrijfskosten in de maand december zijn € 140. Bereken het nettoresultaat voor de bakker in december.

STAPPENPLAN UITWERKING: 
1. Nettoresultaat = Brutoresultaat - bedrijfskosten
2. Brutoresultaat = Omzet – Inkoopwaarde
3. Omzet = 800 x € 2,40 = € 1.920
4. Inkoopwaarde = 800 x € 2,10 = € 1.680
5. Brutoresultaat = € 1.920 - € 1.680 = € 240
6. Nettoresultaat = € 240 - € 140 = € 100

Slide 7 - Slide

Nettoresultaat berekenen (2)
De bakker verkoopt kerstbrood. Hij koopt dit kerstbrood in voor € 1,90. De bakker verkoopt in december 800 kerstbroden voor € 2,80 per stuk. De bedrijfskosten in de maand december zijn 
€ 550. Bereken het nettoresultaat voor de bakker in december.



Slide 8 - Slide

Nettoresultaat berekenen (2)
De bakker verkoopt kerstbrood. Hij koopt dit kerstbrood in voor € 1,90. De bakker verkoopt in december 800 kerstbroden voor € 2,80 per stuk. De bedrijfskosten in de maand december zijn 
€ 550. Bereken het nettoresultaat voor de bakker in december.

STAPPENPLAN UITWERKING: 
1. Nettoresultaat = Brutoresultaat - bedrijfskosten
2. Brutoresultaat = Omzet – Inkoopwaarde
3. Omzet = 800 x € 2,80 = € 2.240
4. Inkoopwaarde = 800 x € 1,90 = € 1.520
5. Brutoresultaat = € 2.240 - € 1.520 = € 720
6. Nettoresultaat = € 720 - € 550 = € 170

timer
4:00

Slide 9 - Slide

Huiswerkcontrole
Huiswerk af tot en met 5.3 en blz 46

Slide 10 - Slide

Aan de slag 
Maak 5.4 en nakijken gemaakte opdrachten!

timer
15:00

Slide 11 - Slide

Wat hebben we geleerd? 

Slide 12 - Slide

Leerdoelen
Na afloop van deze les ken/kan ik ...
  1. ... de omzet berekenen
  2. ... de inkoopwaarde berekenen
  3. ... de brutowinst berekenen
  4. ... het nettoresultaat berekenen

Slide 13 - Slide