Ontdek Schaal

Ontdek Schaal

Doel van de les

Aan het einde van deze les, zul je in staat zijn om de definitie van Schaal te geven en de verschillende toepassingen van Schaal in het dagelijkse leven te begrijpen.

Introduceer het onderwerp en de doelstellingen van de les.

Wat weet je al over Schaal?

Wat is Schaal?

Schaal is de verhouding tussen de grootte van een object op een kaart of tekening en de werkelijke grootte van het object.

Leg uit wat Schaal is en waarom het belangrijk is.

Soorten Schaal

Er zijn drie soorten Schaal: 1) Numerieke Schaal, 2) Verhoudingsschaal en 3) Lineaire Schaal.

Leg de drie soorten Schaal uit en geef voorbeelden.

Numerieke Schaal

Numerieke Schaal is de verhouding tussen de afstand op de kaart en de werkelijke afstand in kilometers of mijlen. Bijvoorbeeld: 1:50.000 betekent dat 1 cm op de kaart overeenkomt met 50.000 cm in de werkelijkheid.

Leg numerieke Schaal uit en geef voorbeelden.

Verhoudingsschaal

Verhoudingsschaal is de verhouding tussen de grootte van een object op de kaart en de werkelijke grootte van het object. Bijvoorbeeld: 1:50 betekent dat 1 cm op de kaart overeenkomt met 50 cm in de werkelijkheid.

Leg verhoudingsschaal uit en geef voorbeelden.

Lineaire Schaal

Lineaire Schaal is de verhouding tussen de lengte van een lijn op de kaart en de werkelijke lengte van de lijn. Bijvoorbeeld: 1 cm op de kaart staat voor 1 km in de werkelijkheid.

Leg lineaire Schaal uit en geef voorbeelden.

Toepassingen van Schaal

Schaal wordt gebruikt in kaarten, blauwdrukken, bouwtekeningen, enz. Het helpt bij het bepalen van afstanden, oppervlakten en volumes op basis van de werkelijke grootte van het object.

Laat de studenten begrijpen waarom Schaal belangrijk is door toepassingen te benadrukken.

Samenvatting

Schaal is de verhouding tussen de grootte van een object op een kaart of tekening en de werkelijke grootte van het object. Er zijn drie soorten Schaal: Numerieke Schaal, Verhoudingsschaal en Lineaire Schaal. Schaal wordt gebruikt in kaarten, blauwdrukken, bouwtekeningen, enz.

Herhaal de belangrijkste punten van de les en sluit de les af.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.