This lesson contains 24 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Relaties
Maatschappijleer
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen waarom en welke relaties er tussen mensen zijn.
Slide 2 - Slide
Persoonlijke relaties
Gebaseerd op gevoelens van vriendschap en/of liefde
Persoonlijke relaties heb je met vrienden, familie of partner
Slide 3 - Slide
Functionele relaties
Gebaseerd op verplichtingen en afspraken
Worden ook wel zakelijke relaties genoemd
Functionele relaties heb je met je baas, je leraar of je trainer
Slide 4 - Slide
Liefde, vriendschap en seks
Bij een liefdesrelatie spelen ook intimiteit en seks een rol.
Op welke manier er over seks wordt gedacht, heet: seksuele moraal.
Opvoeding, geloof, tijd en plaats bepalen de seksuele moraal sterk.
Soms is er sprake van een dubbele moraal: voor jongens en meisjes gelden andere normen als het over seks gaat.
Slide 5 - Slide
Verliefd, verloofd, getrouwd
Het huwelijk wordt gesloten door een trouwambtenaar van de gemeente.
Bij het huwelijk moeten ook (minstens) tweegetuigen aanwezig zijn.
In de wet zijn rechten en plichten vastgelegd, zoals de verplichting elkaar te helpen en te kinderen te verzorgen opvoeden.
Naast het huwelijkscontract kan er gekozen worden voor symbolischehandelingen, zoals: ringen, voor de kerk trouwen enz.
Slide 6 - Slide
Trouwen
persoonlijke relatie (op basis van gevoelens)
zakelijke relatie (op basis van rechten en plichten)
Echtgenoten zijn verplicht elkaar te helpen en te steunen, de huishoudkosten te delen en samen de kinderen te verzorgen en op te voeden.
Slide 7 - Slide
Rituelen rondom de huwelijksceremonie
Rituelen = handelingen met een speciale symbolische waarde. Die rituelen verschillen ook per cultuur.
Slide 8 - Slide
Alternatieven voor trouwen
Samenlevingscontract: hierin kun je ook zakelijke dingen regelen, zoals wat naar wie gaat mocht je uit elkaar gaan.
Geregistreerd partnerschap: dit lijkt meer op trouwen.
Slide 9 - Slide
Wanneer mag je trouwen?
Je mag niet met iemand anders zijn getrouwd.
Je moet weten dát je trouwt: je mag bijv. niet dronken of stoned zijn.
Je moet 18 jaar of ouder zijn, tenzij er sprake is van een tienerzwangerschap dan mag op 16 of 17 jaar ook (alleen met goedkeuring van de ouders)
Je mag niet trouwen met broer/zus, vader/moeder, opa/oma of eigen kinderen
Slide 10 - Slide
Trouwen...
...in gemeenschap van goederen: alles wat je hebt is gemeenschappelijk bezit
...op huwelijkse voorwaarden: voor je huwelijk wordt door een notaris vastgelegd wat van wie is.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Het liedje wat je net hoorde gaat over
A
huwelijkse voorwaarden
B
gemeenschap van goederen
C
alimentatie
D
samenlevingscontract
Slide 13 - Quiz
Homohuwelijk
Sinds 2001 is het homohuwelijk wettelijk mogelijk in Nederland
Nederland was daarmee het eerste land ter wereld waar mensen van hetzelfde geslacht met elkaar mochten trouwen.
Veel landen volgden, maar het is nog geen vanzelfsprekendheid in een groot deel van de wereld.
Slide 14 - Slide
Scheiden
Veel verschillende redenen om te gaan scheiden.
Huwelijkcontract moet ontbonden worden: hierover moeten afspraken worden gemaakt.
Belangrijkste afspraken moeten worden gemaakt over de kinderen (Ouderschapsplan)
Daarna pas de verdeling van de bezittingen en alimentatie
Slide 15 - Slide
Alimentatie
Kinderalimentatie: betaalt de niet-verzorgende ouder aan de verzorgende ouder tot de kinderen 18 jaar zijn. Daarna (tot 21 jaar) worden afspraken gemaakt, en kunnen kinderen deze alimenatie ontvangen.
Partneralimentatie: de ex-partner met het hoogste inkomen betaalt deze aan de ander.
Van beide soorten alimentatie geldt: hoogte gaat in overleg.
Slide 16 - Slide
Samenwonen of single?
Tegenwoordig leven mensen op verschillende manier samen of alleen.
Bijvoorbeeld omdat je bent geadopteerd of in een pleeggezin woont.
Of...maar door één van je ouders opgevoed (eenoudergezin)
Of...een samengesteldgezin.
Of...een LAT-relatie (Living Apart Together)
Slide 17 - Slide
Relaties in Nederland
Een paar cijfers
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Aan het werk
Maken: paragraaf 3 - vraag 1 t/m 10.
Klaar: de vragen van paragraaf 2 en 3 afmaken + begrippenlijst maken op blz. 204 + de samenvattingen van paragraaf 1 t/m 4