H2.1 en 2.2 - herhaalles

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Formatieve toets 

Hoofdstuk 2 paragraaf 1 en 2

Wat is een voorbeeld van een vraaglijn?

1. Q = -2p + 100
2. Q = 3p - 85

De vraaglijn is een overzicht van ..

1. De betalingsbereidheid
2. Consumentvertrouwen
3. De kosten
4. De leveringsbereidheid

De vraaglijn van een product verschuift niet als....

1. het aantal consumenten stijgt
2. het inkomen daalt
3. de prijs van het product stijgt
4. de behoefte van de consument verandert

Wat kan een reden zijn voor deze verschuiving van de vraaglijn?

1. Afname van het aantal consumenten
2. Verslechtering kwaliteit concurrerende producten
3. Toename besteedbaar inkomen
4. Toename productiviteit

Bij loonsverhogingen verschuift de aanbodlijn naar ...

1. Links Omlaag
2. Links Omhoog
3. Rechts Omlaag
4. Rechts Omhoog

Wat gebeurt er met de aanbodlijn wanneer de inkoopprijs stijgt?

1. Verschuift naar rechts
2. Verschuift naar links
3. Verschuift niet

Vaste kosten zijn:

1. Kosten die afhangen van de omvang van de productie of de afzet.
2. Kosten die niet afhangen van de omvang van de productie of de afzet.
3. Kosten die afhangen van de omvang van de omzet.

Hoe ziet de TK formule er uit?

1. TK = 6q + 30000
2. TK=3q-30000
3. TK=3q+300000
4. TK=3q+30000

Hoe ziet de formule voor de totale winst er uit?

1. TW=3q-30000
2. TW=3q+30000
3. TK=6q-30000
4. TK=6q+30000

qv = -100p+20000
Men verkoopt dit product voor €60 per stuk. Geef aan wat de afzet is en wat de omzet is.
(zorg voor de juiste eenheden)