Herhaling 1mh
1 / 22
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Hoe ontstaan dag en nacht?
A
De aarde draait om de zon
B
De aarde draait om haar as
C
Doordat de aarde schuin staat
Slide 5 - Quiz
Zijn er overal op aarde seizoenen?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
Hoezo hebben we vier seizoenen in Nederland? leg uit
Slide 7 - Open question
Wat gaat over het klimaat?
A
Het heeft vanochtend gesneeuwd
B
Er is code oranje afgegeven door storm Henk
C
In Italië zijn per jaar meer dagen met zon dan in Nederland
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Waar zijn broeikasgassen goed voor?
A
Ze houden warmte vast in de lucht
B
Ze houden zonlicht tegen
C
Daardoor kunnen we adem halen
Slide 10 - Quiz
Als het in het dal (1000 meter) 15 graden Celsius is, hoe warm is het op 6300 meter?
Slide 11 - Open question
Op welke twee manieren heeft de zee invloed op het land?
Slide 12 - Open question
Vandaag vriest het in Nederland. Waar komt dat door?
A
Een aanlandige wind
B
Frontale neerslag
C
Een aflandige wind
D
Een koude zeestroom
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Wat voor soorten neerslag zijn er?
Slide 15 - Mind map
Wat is het verschil tussen verdampen en condenseren?
Slide 16 - Open question
Aan welke kant van de berg is het droog (stuwingsneerslag)?
A
Loefzijde, want hier stijgt de lucht op
B
bovenop, hier is het te hoog om te regenen/sneeuwen
C
Lijzijde, want hier stijgt de lucht op
D
Lijzijde, want hier zijn de wolken leeg geregend
Slide 17 - Quiz
Hoe ontstaat frontale neerslag.
Gebruik in je antwoord: koude lucht, warme lucht, opstijgen, condenseren.
Gebruik in je antwoord: koude lucht, warme lucht, opstijgen, condenseren.
Slide 18 - Open question
Slide 19 - Slide
Welke soorten klimaten ken je?
Slide 20 - Mind map
Slide 21 - Slide
Welke onderdelen begrijp je nog niet?
