Maatschappelijke orientatie

Maatschappelijke Oriëntatie
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieHBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 5 min

Items in this lesson

Maatschappelijke Oriëntatie

Slide 1 - Slide

Inhoudsopgave
Casussen over publiekrecht:
  1. Bestuursrecht
  2. Strafrecht
  3. Europeesrecht

Slide 2 - Slide

1. Casus Bestuursrecht
Vergunning voor Bedrijfsuitbreiding:
Een ondernemer heeft bij de gemeente een omgevingsvergunning aangevraagd voor het uitbreiden van zijn bedrijf. De uitbreiding houdt in dat er een nieuw magazijn wordt gebouwd dat dichter bij de aangrenzende woningen komt dan de bestaande bebouwing. De gemeente verleent de vergunning op basis van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zonder dat er een nader onderzoek naar de gevolgen van de uitbreiding voor de omwonenden wordt uitgevoerd.

Een aantal bewoners maakt bezwaar tegen de vergunning. Zij vrezen dat de uitbreiding leidt tot meer verkeersoverlast en schade aan hun woongenot door de toenemende bedrijvigheid. De bewoners stellen dat de gemeente had moeten onderzoeken of de uitbreiding in overeenstemming is met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet geluidhinder, omdat de bedrijfsactiviteiten negatieve gevolgen kunnen hebben voor de woonomgeving.

Juridische vraag:
Heeft de gemeente terecht de vergunning verleend zonder nader onderzoek, en is de beslissing in lijn met de geldende wetgeving?

Slide 3 - Slide

Welke wetsartikelen spelen bij deze casus:
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo):

Artikel 2.1 Wabo (Vergunningplicht): Dit artikel bepaalt dat voor het uitvoeren van activiteiten die de wet noemt (zoals bouwen of het uitvoeren van ingrepen in de fysieke omgeving) een omgevingsvergunning nodig is. De ondernemer heeft hier een vergunning aangevraagd voor de bouw van een magazijn, wat inderdaad vergunningplichtig is volgens dit artikel.

Slide 4 - Slide

Welke wetsartikelen spelen bij deze casus:
Artikel 3.1 Wabo (Zorgvuldigheid bij het besluit): De gemeente is verplicht om een zorgvuldige afweging te maken en voldoende onderzoek te doen naar de gevolgen van de activiteit. Dit betekent dat, indien de uitbreiding effecten kan hebben op de leefomgeving van omwonenden, de gemeente verplicht is om een zorgvuldige afweging te maken en, indien nodig, nadere onderzoeken uit te voeren.

Slide 5 - Slide

Welke wetsartikelen spelen bij deze casus:
Artikel 3.1 Wro (Ruimtelijke onderbouwing): Dit artikel stelt dat een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning moet passen binnen de ruimtelijke ordening. De gemeente moet toetsen of de uitbreiding in lijn is met het bestemmingsplan. Indien de bestemming van het terrein het niet toestaat om het magazijn te bouwen, had de gemeente een wijziging van het bestemmingsplan moeten doorvoeren. In dit geval had de gemeente het plan moeten toetsen aan de geldende ruimtelijke ordening en, indien nodig, het bestemmingsplan moeten aanpassen.

Slide 6 - Slide

Welke wetsartikelen spelen bij deze casus:
Artikel 3.2 Wro (Beperkingen bij de vergunningverlening): Bij het verlenen van een omgevingsvergunning dient de gemeente te onderzoeken of er beperkingen zijn op het gebruik van de grond, zoals bijvoorbeeld geluidsoverlast of verkeersdrukte.

Slide 7 - Slide

Welke wetsartikelen spelen bij deze casus:
Artikel 2.1 Wgh (Vergunning voor geluidhinder): De gemeente moet onderzoeken of de geluidsproductie van de nieuwe bedrijfsactiviteiten in strijd is met de geldende geluidsnormen. Indien de uitbreiding tot extra geluidshinder kan leiden, had de gemeente moeten onderzoeken of de uitbreiding voldoet aan de eisen van de Wet geluidhinder. Dit is een expliciete verplichting bij de vergunningverlening voor geluidsgevoelige gebieden.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Conclusie

De gemeente heeft niet voldaan aan de zorgvuldigheidseisen die voortvloeien uit artikel 3.1 van de Wabo. Aangezien de uitbreiding gevolgen kan hebben voor de omwonenden (in verband met verkeersdrukte, geluidsoverlast en de ruimtelijke uitstraling), had de gemeente voorafgaand aan het besluit een milieu-effectrapportage (MER) of ten minste een geluidhinderonderzoek moeten uitvoeren. Bovendien had de gemeente moeten onderzoeken of de uitbreiding in overeenstemming was met het bestemmingsplan op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), en of er geen strijdigheid was met de geluidsnormen van de Wet geluidhinder.

Slide 10 - Slide

2. Casus Strafrecht
Jan heeft op een rustige avond in de stad, onder invloed van alcohol, een ruzie gekregen met een onbekende man. De ruzie escaleerde en Jan duwde de man tegen de grond. De man viel ongelukkig op zijn enkel. De onbekende man moest naar het ziekenhuis worden gebracht, waar werd geconstateerd dat hij zijn enkel gebroken had. Jan vluchtte daarna snel van de plaats van het incident en liet de man gewond achter.

Na onderzoek werd Jan op de hoogte gebracht van het incident en werd hij aangeklaagd voor mishandeling en voor het verlaten van het plaats delict.

Vragen:

Is Jan strafbaar voor mishandeling?
Is Jan strafbaar voor het verlaten van het plaats delict?
Welke straf kan Jan opgelegd krijgen?

Slide 11 - Slide

Welke wetsartikelen spelen bij deze casus:
Mishandeling (Artikel 300 Wetboek van Strafrecht - Sr):

Artikel 300 lid 1 Sr:
"Hij die opzettelijk een ander mishandelt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 6 jaren of een geldboete van de vierde categorie."

Artikel 300 lid 2 Sr:
"Indien de mishandeling de dood of zware verwondingen ten gevolge heeft, kan de straf worden verhoogd."

In dit geval is Jan mogelijk strafbaar voor mishandeling, omdat hij opzettelijk de man heeft geduwd, waardoor deze gewond raakte (en in dit geval een gebroken enkel). De mate van de verwondingen kan invloed hebben op de strafmaat.

Slide 12 - Slide

Welke wetsartikelen spelen bij deze casus:
Verlaten plaats delict (Artikel 350 Wetboek van Strafrecht - Sr):

Artikel 350 Sr:
"Hij die, na een ongeval waarbij een ander in zijn lichamelijke integriteit is aangetast, de plaats van het ongeval verlaat zonder de nodige hulp te bieden of zijn identiteit te verschaffen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 6 jaren of een geldboete van de vierde categorie."

In dit geval heeft Jan de plaats van het incident verlaten zonder hulp te bieden of zijn identiteit bekend te maken, wat hem strafbaar maakt op grond van dit artikel.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Conclusie
De strafmaat kan variëren afhankelijk van de ernst van de mishandeling en de omstandigheden van het verlaten van de plaats delict. Het kan bijvoorbeeld gaan om een gevangenisstraf van maximaal 6 jaar voor beide feiten, maar ook om lagere straffen, zoals een geldboete of taakstraf, afhankelijk van de feiten en het oordeel van de rechter.

Slide 15 - Slide

3. Europeesrecht
Een bedrijf uit Nederland, "TechCorp", heeft software ontwikkeld die wereldwijd verkocht wordt. Het bedrijf is van plan om zijn software te verkopen in Duitsland, maar de Duitse autoriteiten wijzen de verkoop tegen met het argument dat de software niet voldoet aan de Duitse privacywetgeving, die striktere eisen stelt dan de Europese Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). TechCorp betoogt echter dat het product wel voldoet aan de AVG en dat de Duitse wetgeving in strijd is met de Europese regelgeving, die het vrije verkeer van goederen en diensten tussen EU-lidstaten waarborgt.

TechCorp besluit juridische stappen te ondernemen en de kwestie voor te leggen aan een Duitse rechtbank, die de vraag aan het Europese Hof van Justitie (EHvJ) voorlegt.

Vragen:

Heeft de Duitse wetgeving in dit geval het vrije verkeer van goederen binnen de EU geschonden?
Kan TechCorp zich beroepen op het beginsel van het vrije verkeer van goederen volgens het EU-recht?
Welke bepalingen van het EU-recht zijn relevant voor deze casus?

Slide 16 - Slide

Welke wetsartikelen spelen bij deze casus:
Vrije verkeer van goederen (Artikel 34 VWEU - Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie):

Artikel 34 VWEU:
"Kwantitatieve beperkingen op de invoer en alle maatregelen van gelijke werking zijn verboden tussen de lidstaten."
In dit geval zou TechCorp kunnen stellen dat de Duitse wetgeving de invoer van hun software belemmerd, wat een belemmering vormt voor het vrije verkeer van goederen binnen de EU. Als de Duitse regelgeving strenger is dan de AVG, kan dit als een handelsbelemmering worden gezien.

Slide 17 - Slide

Welke wetsartikelen spelen bij deze casus:
Uitzonderingen op het vrije verkeer van goederen (Artikel 36 VWEU - Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie):

Artikel 36 VWEU:
"De bepalingen van artikel 34 en 35 zijn niet van toepassing op beperkingen die gerechtvaardigd kunnen worden door de bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van de consument."
Duitsland kan in dit geval een beroep doen op deze uitzonderingen, door te stellen dat de strengere privacywetgeving noodzakelijk is voor de bescherming van de privacy en de gegevens van de consument, wat onder de bescherming van de openbare orde en de volksgezondheid zou kunnen vallen.

Slide 18 - Slide

Welke wetsartikelen spelen bij deze casus:
Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG - Verordening (EU) 2016/679):

Artikel 3 AVG - Toepassingsgebied:

"Deze verordening is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens van betrokkenen die zich in de Unie bevinden, door een bedrijf of organisatie die zich bevindt in de Unie."
Dit artikel toont aan dat de AVG van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens binnen de EU, en TechCorp zou kunnen stellen dat de verordening in dit geval de standaard is die zij volgt, en dat de striktere Duitse wetgeving in strijd is met de EU-regels.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Conclusie
De Duitse wetgeving kan mogelijk in strijd zijn met het vrije verkeer van goederen binnen de EU, zoals bedoeld in artikel 34 VWEU. TechCorp kan zich beroepen op de principes van het Europese recht, vooral het vrije verkeer van goederen en diensten, en de geldigheid van de AVG. Echter, de Duitse autoriteiten kunnen met een beroep op artikel 36 VWEU stellen dat de beperking noodzakelijk is voor de bescherming van de privacy en gegevens van consumenten, wat een legitiem doel kan zijn binnen de EU-wetgeving.

Deze casus benadrukt het spanningsveld tussen nationale wetgeving en Europese regelgeving, waarbij het Europese Hof van Justitie mogelijk een uitspraak zal moeten doen over de verenigbaarheid van de Duitse wet met het EU-recht.

Slide 21 - Slide