3.1 Monniken en Ridders

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

3.1 Monniken en Ridders

mens en maatschappij klas 1

08-01-2025

Karel de Grote 

Tijd van Monniken en ridders (500-1000)

• Franken waren het machtigste volk  
• Veroverde groot deel Europa --> Karel de Grote

Jaar 800 

• Karel liet zich door de paus kronen tot keizer --> even belangrijk als romeinse keizers 

Een rijk verdeeld

• Beschermen van het Frankische rijk --> tegenhouden van andere volken.
• Hij verveelde  zijn rijk in honderden kleine gebiedjes.

Wie bestuurde die gebiedjes?

Graafschap --> graaf

Hertogdom  --> hertog 

Dit noemen we edelen, ook wel mensen van adel.

Graven en Hertogen

• Graven en hertogen kregen gebieden in ruil voor advies aan Karel en het aanleveren van ridders, militairen. 

• Op deze manier had Karel alle macht en altijd een leger. 

Huiswerk

Voor volgende les

Maken 3.1 vragen 2,3,4,6,7,8

Europa wordt christelijk

Karel de Grote wilde dat iedereen christelijk werd --> hij stelde monniken aan om mensen christelijk te maken. 

Monniken = Geestelijke man die afgezonderd van de maatschappij leeft , in een klooster.

Klooster = Woonplaats van een monnik of non

Non = Geestelijke vrouw die in een klooster leeft 

Europa wordt christelijk 

De monniken die mensen wilde overhalen om christelijk te worden kregen bescherming van ridders. 

Niet iedereen wilde christelijk worden --> ze staken kerken in brand. 

In kerken was de priester de baas overeen groep gelovigen

Europa wordt christelijk

Priesters gaven op zondag preken in de kerken --> in die preken vertelden ze hoe mensen moesten leven om in de hemel te komen. 

Mensen die de hele dag met het geloof bezig zijn zoals: monniken, nonnen priesters noemen we geestelijken

Machtige heren, halfvrije boeren

Groot verschil in arm en rijk: adel en geestelijke waren rijk, boeren waren arm. 

De boeren werkten meestal op een stuk land van een edele --> een Heer = Hoge edelman die een stuk land bestuurd vaak een hertog of graaf. 

Machtige heren, halfvrije boeren

Boeren kregen bescherming van deze heer maar hier stond een hoop tegenover:

1. Ze moesten een deel oogst afstaan.

2. Ze moesten onbetaald werk doen. 

3. Ze mochten niet zomaar verhuizen

4. Ze mochten niet trouwen met een vrouw uit een andere regio

Boeren verloren vrijheid en waren halfvrij = horigen. 

Maken

Lezen blauwe stukken tekst blz 92, 94, 96 en 97

Daarna: 3.1 vragen 3.1 vragen 2,3,4,6,7,8, 9,10 en 11

Huiswerk: 

Herhaling 3.1 af!