This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Bijziend of verziend? Leer alles over lenzen!
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het eind van de les kun je uitleggen wat bijziend en verziend is en welke lens een persoon nodig heeft als hij of bijziend, of verziend is.
Slide 2 - Slide
Introduceer het leerdoel van de les.
Wat weet jij al over bijziendheid en verziendheid?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Wat is bijziendheid?
Bijziendheid betekent dat je dichtbij goed kunt zien, maar veraf niet.
Slide 4 - Slide
Leg uit wat bijziendheid betekent en wat de symptomen zijn.
Wat is verziendheid?
Verziendheid betekent dat je veraf goed kunt zien, maar dichtbij niet.
Slide 5 - Slide
Leg uit wat verziendheid betekent en wat de symptomen zijn.
Hoe werkt een lens?
Een lens is een stukje glas of kunststof dat licht buigt.
Slide 6 - Slide
Leg uit hoe een lens werkt en waarom het belangrijk is voor ons zicht.
Concaaf of convex?
Er zijn twee soorten lenzen: concaaf en convex.
Slide 7 - Slide
Leg uit wat het verschil is tussen een concaaf en convex lens en welke effecten ze hebben op het zicht.
Welke lens bij bijziendheid?
Bijziende mensen hebben een bril nodig met een concaaf lens.
Slide 8 - Slide
Leg uit waarom bijziende mensen een concaaf lens nodig hebben en wat het effect is.
Welke lens bij verziendheid?
Verziende mensen hebben een bril nodig met een convex lens.
Slide 9 - Slide
Leg uit waarom verziende mensen een convex lens nodig hebben en wat het effect is.
Contactlenzen
In plaats van een bril kunnen mensen ook contactlenzen dragen.
Slide 10 - Slide
Leg uit wat contactlenzen zijn en hoe ze verschillen van brillen.
Oogcorrectie
Naast brillen en contactlenzen zijn er ook andere manieren om het zicht te corrigeren, zoals ooglaseren of lensimplantaten.
Slide 11 - Slide
Beschrijf andere mogelijkheden om het zicht te corrigeren en hoe ze werken.
Samenvatting
Je weet nu wat bijziendheid en verziendheid is en welke lens een persoon nodig heeft als hij of bijziend, of verziend is.
Slide 12 - Slide
Vat de belangrijkste punten van de les samen en moedig de studenten aan om vragen te stellen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 13 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 14 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 15 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.