(Niet-) Chronologisch (vroeger, nu, in de toekomst, straks), de alinea's zijn geordend op tijd
Opsommend (bovendien, ook, ten eerste enz., verder), de alinea's noemen verschillende delen van een opsomming
Vergelijkend (als, zoals), je ziet een overeenkomst met
Tegenstellend (van de ene kant/van de andere kant, vergeleken met), je ziet een verschil met
Toelichtend (ik bedoel), de ene alinea legt uit hoe de andere alinea bedoeld wordt
Voorbeeld (bijvoorbeeld, zoals, neem nu), de alinea geeft een voorbeeld bij een uitspraak/standpunt/verschijnsel
Oorzaak-gevolg (daardoor, zodat, waardoor, doordat, door) de ene alinea geeft een oorzaak de andere het gevolg
Doel-middel (waarmee, daarmee, met behulp van, met) de ene alinea geeft het doel, de andere hoe je dat doel kunt bereiken
Argumenterend (want), de ene alinea geeft een stelling, de andere geeft daar (een) argument(en) voor
Oplossend, de ene alinea noemt een probleem, de andere geeft een oplossing
Samenvattend (kortom, al met al), sluit vaak een tekst(deel) af, zet het voorgaande nog even kort op een rijtje
Concluderend (dus, hieruit volgt, daarom), sluit vaak een tekst(deel) af, geeft de conclusie die voor de lezer nu logisch zou moeten zijn