Vermogen, vaardigheid of mogelijkheid
Can - alleen bij present simple
Could - iets wat je mogelijk zou kunnen, en verleden tijd van can
To be able to - mogelijk met alle werkwoordstijden
I can help him - Ik kan hem helpen.
I could help him - Ik zou hem kunnen helpen
Luckily, I could help him - Gelukkig kon ik hem helpen.
Luckily, I was able to help him - Gelukkig kon ik hem helpen.