blok 4 fictie Spanning in verhalen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Spanning in verhalen

Onderwerp van deze les

• Fictie (blok 4): spanning in verhalen.

Spanning in verhalen

De hoofdpersoon bevindt zich in een gevaarlijke situatie of gevaarlijke omgeving.

Spanning in verhalen

De hoofdpersoon moet een raadsel of probleem oplossen. 

Fictie 

Spanning in verhalen: 

Hoe maakt een schrijver een verhaal spannend?

Spanning in verhalen

Een hoofdstuk eindigt met een cliffhanger: een onderbreking van het verhaal op een heel spannend moment.

Spanning in verhalen

• Je krijgt door aanwijzingen in het verhaal een vermoeden over hoe het afloopt, maar je weet nog niet precies hoe het zit.
• Het verhaal krijgt een onverwachte wending: er gebeurt plotseling iets wat je niet had verwacht.
• Je bent bijna bij de ontknoping, maar de
  schrijver laat je nog even wachten: uitstel.

Spanning in verhalen

• Omgeving
• Situatie
• Raadsel of probleem
• Cliffhanger
• Uitstel
• Vermoeden
• Open plekken: plekken waar je informatie mist. Als je doorleest krijg je uiteindelijk die informatie.
• Onverwachte wending

Ruimte

De omgeving in het verhaal.

Sfeer

Huiswerk

Blok 4 fictie 

Opdracht 1 + 4 + 5

Let op: proefwerk begrijpend blok 2 + 3 lezen 18 maart

Spanning in verhalen

- Het verhaal speelt zich in een gevaarlijke omgeving.

- De hoofdpersoon moet een raadsel of probleem oplossen.

- Er is sprake van een cliffhanger.

- Je bent bijna bij de oplossing maar eerst is er nog uitstel.

Trucs voor spanning in verhalen

1. Spannende/griezelige omgeving, geluiden en personen

2. Gevaarlijke situaties

3. Geheim of raadsel

4. Uitstellen van het onthullen van het geheim of raadsel

5. Je krijgt een vermoeden over de afloop

6. Onverwachte gebeurtenis

7. Cliffhanger

https:

Huiswerk voor ma 15

Fictie blok 5

Gedicht blz. 186

Maken opdr. 3 en 4

 

Gedichten

Rijmschema (blz 15 syllabus)

Slagrijm: laatste woorden hebben allemaal zelfde klank (aaaa)

Gepaard rijm: aabbcc 

Gekruist rijm: abab cdcd

Omarmend rijm: abba cddc

Gebroken rijm: abcb (alleen de tweede en de vierde regel rijmen)

Verspringend rijm: abcabc (bij sonnet in coupletjes van 3 regels)

Rijmschema

• Gepaard rijm: telkens twee regels rijmen op elkaar (a-a-b-b). 

• Gekruist rijm: de regels rijmen om en om op elkaar (a-b-a-b). 

• Omarmend rijm: regel 1 en 4 rijmen op elkaar, daartussen rijmen regel 2 en 3 op elkaar (a-b-b-a).

Huiswerk voor Ma 15 maart

Maken opdr. 3 en 4

Leren blz. 186/187

Rijm in gedichten