8.3 Inwendige geslachtskenmerken

Voortplanten en seksualiteit
8.3 inwendige geslachtsorganen
1 / 45
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voortplanten en seksualiteit
8.3 inwendige geslachtsorganen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

toets inzien
1. Bekijk de vragen en antwoorden goed
2. Vragen of onduidelijkheden? Vinger opsteken!
3. Classroom --> toetsreflectie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

DEZE LES
  • Wat weet je nog van...?
  • Uitleg 3.4
  • Learnbeat inloggen
  • Zelfstandig werken
LESDOELEN:     Je kunt
- de functies van de inwendige geslachtsorganen benoemen.
- uitleggen vanaf welk moment iemand vruchtbaar is.
- de ontwikkeling van zaadcellen en eicellen beschrijven.
- de geslachtshormonen benoemen die invloed hebben op de geslachtsorganen en geslachtscellen.
- de menstruatiecyclus beschrijven.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog van...?

Kennistest

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Primaire geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken
Borsten
Vulva (schaamlippen, clitoris, opening vagina
Baardgroei
Baard in de keel
Penis en balzak
Bredere heupen

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

penis
bijbal
teelbal
balzak
eikel

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Uitwendige geslachtsorganen vrouw
Buitenste vulvalippen
Binnenste vulvalippen
Vagina opening
Clitoriseikel
Plasbuis opening
Anus

Slide 7 - Drag question

Term vulva
Uitleg
laptop
dicht

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Geslachtscellen
Organismen moeten zich voortplanten om te blijven bestaan.
Hiervoor zijn er geslachtscellen nodig die worden gemaakt door de geslachtsorganen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Inwendige mannelijke geslachtsorganen
  • Teelballen produceren zaadcellen en hormonen
  • Bijballen slaan zaadcellen tijdelijk op
  • Zaadleider vervoert zaadcellen
  • Zaadblaasjes en prostaat produceren vocht dat de zaadcellen in leven houdt na de zaadlozing.
  • Plasbuis vervoert urine en sperma

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Inwendige vrouwelijke geslachtsorganen
  • Vagina buis naar de baarmoedermond toe
  • Eierstokken produceren eicellen en hormonen
  • Eileider vervoert eicellen
  • Baarmoeder hierin kan een bevruchte eicel zich ontwikkelen tot een baby
  • Baarmoedermond is de opening naar de baarmoeder toe
  • Baarmoederhals verbind de vagina met de baarmoeder

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Geslachtshormonen
Voor de ontwikkeling, groei en werking van de geslachtsorganen, zijn er geslachtshormonen nodig.

Mannelijk geslachtshormoon:
Testosteron
Vrouwelijke geslachtshormonen:
Oestrogeen
Progesteron

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Vruchtbaarheid bij mannen
  • vanaf de puberteit produceren de teelballen zaadcellen.
  • De zaadcellen worden opgeslagen in de bijballen
  • Bij een zaadlozing komen er gemiddeld rond de 40.000.000 zaadcellen vrij.
  • deze mengen zich met vocht uit de zaadblaasjes en prostaat, dit mengsel heet sperma
  • Jongens zijn vruchtbaar vanaf hun eerste zaadlozing.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

route zaadcellen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Voortplantingsorganen
man
  • zaadcellen
  • zaadleider
  • prostaat
  • zaadblaasjes
  • vruchtbaarheid

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Penis in erectie
Zwellichamen zwellen op, omdat ze vullen met bloed. 
Een erectie kan ontstaan door:

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

  • 2 eierstokken
  • 400.000 onrijpe eicellen
  • Eens in de 28 dagen rijpt een eicel


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Video

This item has no instructions

Slide 29 - Video

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Menstruatiecyclus

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

menstruatiecyclus

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Menstruatiecyclus

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Hormonen
  • Op dag 14 piekt de hoeveelheid
    FSH en LH => eisprong.


  • De eierstok wordt gestimuleerd tot
    hormoonproductie (oestrogeen).
    Dit zet aan tot de groei van nieuw
    baarmoederslijmvlies.


  • Progesteron stijgt =>
    opbouw baarmoederslijmvlies wordt voortgezet.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

HOEVEEL DAGEN ZITTEN ER TUSSEN DE MENSTRUATIES? 

Slide 35 - Slide

Ongeveer elke vier weken rijpt in een van de beide eierstokken een eicel.
Maar je kunt dat nooit helemaal precies zeggen – de menstruatiecyclus is bij elk meisje anders – soms langer, soms korter. Hoe verschillend menstruatiecycli kunnen verlopen, laten de twee afbeeldingen zien: de ene menstruatiecyclus duurt 28 dagen, wat overeenkomt met het gemiddelde. De andere cyclus is met 33 dagen duidelijk langer – en toch heel gewoon. Let erop dat de informatie over de vruchtbare dagen en het tijdstip van de eisprong in de beide afgebeelde menstruatiecycli alleen maar richtcijfers zijn.

Bron: https://teens.obtampons.be/nl/je-menstruatiecyclus
WAT ZIJN DE HEVIGSTE DAGEN TIJDENS DE MENSTRUATIECYCLUS?

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

VRAGEN?

Slide 38 - Slide

Wisselmoment: vragen?
Zelfstandig werken
  • Maak opdrachten in Learnbeat: 8.3B
  • Nakijken (van je fouten leer je!)

  • Kies: Herhaling C / Extra D / Plus E
  • Nakijken

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
- de functies van de inwendige geslachtsorganen benoemen.
- uitleggen vanaf welk moment iemand vruchtbaar is.
- de ontwikkeling van zaadcellen en eicellen beschrijven.
- de geslachtshormonen benoemen die invloed hebben op de geslachtsorganen en geslachtscellen.
- de menstruatiecyclus beschrijven.



Tijd over? Keuze:
- verbreding: 8.7 
'Zorg goed voor jezelf.'
- verdieping: 8.8 'Voortplanting bij dieren.
timer
1:00

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

donderdag 4 april, les 2

SO voortplantingsorganen
bs2 + bs3

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

wat is geen onderdeel van het voortplantingsstelsel van de man?
A
zaadleider
B
prostaat
C
eileider
D
voorhuid

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van de zaadleider in het voortplantingsstelsel van de man?
A
Slaat zaadcellen op
B
Vervoert de zaadcellen
C
Ontstaan zaadcellen
D
Voegen zaadvocht toe

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Als een eicel niet wordt bevrucht, gaat het te gronde. Wat gebeurt er met de resten van de eicel?
A
De resten worden met de menstruatie uit het lichaam afgevoerd
B
De resten worden opgenomen door het baarmoederslijmvlies
C
De resten worden opgenomen in het bloed

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

1. sprong van de eicel
2. de weg van de eicel
A
1. Ovulatie 2. Van de eierstok naar de eileider
B
1. Ovulatie 2. Van de eileider naar de eierstok
C
1. eiceldeling 2. Van de eierstok naar de eileider
D
1. eiceldeling 2. Van de eierstok naar de eileider

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Een eicel is .....
A
kleiner dan de zaadcel
B
even groot als een zaadcel
C
groter dan een zaadcel

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions