1.3 Je inkomsten en uitgaven

1.3 Je inkomen en uitgaven
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.3 Je inkomen en uitgaven

Slide 1 - Slide

Weet je het nog?
  • Wat het verschil is tussen sociale en commerciële beïnvloeding?
  • Wat is een doelgroep?
  • Welke soorten reclame zijn er?
  • wat zijn de 6 P's van de marketingmix?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  1. Wat is het verschil tussen een begroting maken en budgetteren?
  2. Welke soorten inkomens zijn er?
  3. Welke soorten uitgaven zijn er?
  4. Je kunt bedragen omrekenen van maand naar week en andersom.

Slide 3 - Slide

Begroting & budgetteren
Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren
Zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten

→ dus geen geld tekort komen

Slide 4 - Slide

Soorten inkomens

Slide 5 - Slide

Inkomen in natura
Inkomen uit bezit
Inkomen uit arbeid
Overdrachtsinkomen
Kleedgeld
Spullen of goederen
Rente
Winst

Slide 6 - Drag question

Uitgaven
 Vasten lasten  
Dagelijkse uitgave                             Incidentele uitgaven

Slide 7 - Slide

Rekenen
Van week naar maand:


Van maand naar week:

Slide 8 - Slide

Je ontvangt €20 zakgeld per week. Bereken je zakgeld per maand.

Slide 9 - Open question

Aan de slag
Maken: 1.3 opgaven 1 t/m 10 (blz. 18-21)
Tijd: 20 min



timer
20:00

Slide 10 - Slide

Leerdoelen: reflectie
  1. Wat is het verschil tussen een begroting maken en budgetteren?
  2. Welke soorten inkomens zijn er?
  3. Welke soorten uitgaven zijn er?
  4. Je kunt bedragen omrekenen van maand naar week en andersom.

Slide 11 - Slide

Hoe noemen we het afstemmen van je inkomsten en uitgaven?

Slide 12 - Open question

Inkomen uit arbeid
Inkomen uit bezit
Overdrachtsinkomen

Slide 13 - Drag question

Wat zijn GEEN vaste lasten?
A
wekelijkse brood kopen bij de bakker
B
telefoonabonnement
C
lidmaatschap voetbal
D
huur

Slide 14 - Quiz

Wanneer je van maanden naar weken wilt rekenen moet je ....
A
eerst :12, daarna x52
B
eerst x12, daarna :52
C
eerst :52, daarna x 12
D
eerst x52, daarna :12

Slide 15 - Quiz


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 16 - Open question

vragen??

Slide 17 - Slide