Es gibt noch...
Präpositionen für 3. und 4. Fall.
Die gebruik je de ene keer met de 3e en de andere keer met de 4e naamval:
dit zijn plaats-voorzetsels, zoals: naar, in, tussen, naast, op... en er is een verschil tussen er naar toe gaan, of er al zijn.
Ik ga op de stoel staan (4e naamval) of ik sta op de stoel (3e naamval).
Ik ga tussen jullie zitten (4), of ik zit tussen jullie (3).
Hoef je nu niet te kennen - want vet moeilijk. Maar als je ze tegenkomt in een tekst weet je dat er dus voorzetsels bestaan die beide kunnen hebben.