This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Welkom in de les
In je tas, is het gehele lesuur niet te zien!
Op de grond
Aandacht!!!
Thema criminaliteit
9.5 De rechtszaak blz.
Boek op tafel
Slide 1 - Slide
Leerdoel:
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen op welke manier een rechtszaak werkt.
Slide 2 - Slide
Wat gaan we doen
Gezamenlijk:
Uitleg paragraaf 5
Filmpjes
Individueel:
werkboek maken
Gezamenlijk:
Afsluiten
Slide 3 - Slide
Aanwezig in de rechtszaak:
- Verdachte, met meestal een advocaat
-Officier van justitie
-De rechter
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Wie is wie?
Verdachte
Rechter
Advocaat
Getuige(n)
Pers
Publiek
Officier van Justitie
Griffier
Officier van Justitie
Getuige(n)
Verdachte
Advocaat
Griffier
Rechter
Pers
Publiek
Slide 6 - Slide
Stappen van een rechtszaak:
1. Persoonsgegevens controleren.
2. O.V.J. leest aanklacht voor.
3. Ondervragen van de verdachte.
4. Ondervragen van getuigen.
5. O.V.J. aan het woord.
6. Pleidooi
7. Laatste woord
8. Vonnis
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Wanneer ben je schuldig?
Gaat het om een strafbaar feit?
Is bewezen dat de verdachte het gedaan heeft?
Is de verdachte strafbaar? -> Je kan ook niet schuldig bevonden worden door een psychische stoornis. Dan krijg je TBS -> terbeschikkingstelling
3x ja = schuldig
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Video
ZELFSTANDIG
WAT:
Maken van je werkboek paragraaf 9.5, dit moet helemaal af zijn.
HOE:
Zelfstandig, overleggen op fluistertoon
TIJD:
20 minuten
zelfstandig, overleggen op fluistertoon
timer
20:00
Slide 12 - Slide
Leerdoel:
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen op welke manier een rechtszaak werkt.
Slide 13 - Slide
Wat betekent het als je een dagvaarding hebt gekregen?
Slide 14 - Open question
Wie bepaalt of iemand voor de rechter moet verschijnen?
A
Officier van Justitie
B
Advocaat
C
Politie
D
Rechter
Slide 15 - Quiz
Hoe heet de brief die je thuis krijgt als je voor de rechter moet verschijnen?
A
Proces-verbaal
B
OM-afdoening
C
Justitiële oproep
D
Dagvaarding
Slide 16 - Quiz
Hoe noemen we de uitspraak van de rechter?
A
de uitslag
B
de taakstraf
C
de regeling
D
het vonnis
Slide 17 - Quiz
Wie heeft het laatste woord voordat de rechter een uitspraak doet?
A
het publiek
B
de verdachte
C
de rechter
D
de officier van justitie
Slide 18 - Quiz
welke 3 personen zijn belangrijk in een rechtszaal?
advocaat
getuige
officier van justie
politie
verdachte
rechter
Slide 19 - Drag question
Wie klaagt de verdachte aan?
A
de rechter
B
de verdachte
C
de advocaat
D
de officier van justitie
Slide 20 - Quiz
Wat leest de officier van justitie voor tijdens de strafzitting waarin hij/zij feiten op een rij zet en zijn/haar mening geeft over het bewijs en op grond daarvan een bepaalde straf eist.
A
Tenlastelegging
B
Requisitoir
C
Pleidooi
D
Vonnis
Slide 21 - Quiz
Wat betekent ontoerekeningsvatbaar?
A
Dat je niet snel een psychische ziekte zult krijgen
B
Dat het niet jouw schuld is als je een psychische ziekte krijgt
C
Dat een verdachte door ziekte niet wist wat hij/zij deed tijdens de misdaad
D
Dat jij nooit de rekening hoeft te betalen
Slide 22 - Quiz
Wat krijg je opgelegd als je ontoerekeningsvatbaar bent?
A
TBS
B
CBS
C
ANWB
D
Een gevangenisstraf
Slide 23 - Quiz
Wanneer ben je ontoerekeningsvatbaar?
A
Als je een psychische aandoening hebt
B
Als je het niet deed met voorbedachte rade
C
Als je echt niet anders kon, omdat je bijvoorbeeld geen geld had
D
Als je handelde uit zelfverdediging
Slide 24 - Quiz
Moet een getuige de waarheid vertellen?
A
Ja
B
Nee
Slide 25 - Quiz
Je bent als verdachte schuldig als de rechter op 3 vragen 'ja' kan zeggen. Welke van de volgende vragen hoort daar NIET bij?
A
Gaat het om een strafbaar feit?
B
Is het strafbare feit erg genoeg?
C
Heeft de verdachte het gedaan?
D
Is de verdachte strafbaar?
Slide 26 - Quiz
Wie leest de aanklacht voor waarvoor de verdachte aanwezig is?