*Woordenschat H4, vwo 1

Woordsoorten H4
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordsoorten H4
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze lessenserie kun je: 
- zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden herkennen in een zin

Slide 2 - Slide

Even herhalen
- czn
- azn
- zn-e
- blw
- olw
- bn 

Slide 3 - Slide

Welke woordsoort hebben de dikgedrukte woorden in onderstaande zin?

In zijn VRIJE tijd schijnt SIMON graag modelvliegtuigjes te bouwen.
A
blw - azn
B
bn - czn
C
bn - azn
D
olw - blw

Slide 4 - Quiz

Welke woordsoort hebben de dikgedrukte woorden in onderstaande zin?

Heeft Jelina zich nog aangemeld voor DE auditie van die MUSICAL?
A
blw - azn
B
bn - czn
C
bn - azn
D
blw - azn

Slide 5 - Quiz

Welke woordsoort hebben de dikgedrukte woorden in onderstaande zin?

DE GEVAARLIJKE overvallers zullen zich niet kunnen blijven verstoppen voor de politie.
A
blw - azn
B
bn - czn
C
blw - bn
D
olw - blw

Slide 6 - Quiz

Welke woordsoort hebben de dikgedrukte woorden in onderstaande zin?

Zouden de jongens EEN DURE busreis naar Spanje wel kunnen betalen?
A
olw - bn
B
bn - czn
C
bn - azn
D
olw - blw

Slide 7 - Quiz

Werkwoorden
Zelfstandig werkwoord
Hulpwerkwoord

Slide 8 - Slide

Welk werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet?

In zijn vrije tijd schijnt Simon graag modelvliegtuigjes te bouwen.
A
schijnt
B
bouwen

Slide 9 - Quiz

Welk werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet?

Heeft Jelina zich nog aangemeld voor de auditie van die musical?
A
heeft
B
aangemeld

Slide 10 - Quiz

Welk werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet?

De gevaarlijke overvallers zullen zich niet kunnen blijven verstoppen voor de politie.
A
zullen
B
kunnen
C
blijven
D
verstoppen

Slide 11 - Quiz

Welk werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet?

Zouden de jongens een dure busreis naar Spanje wel kunnen betalen?
A
zouden
B
kunnen
C
betalen

Slide 12 - Quiz

Zelfstandig en hulpwerkwoord
Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord staat, dan is dat een zelfstandig werkwoord (zww). Het geeft aan wat het onderwerp doet. 
Als er meer werkwoorden zijn, staat het zelfstandig werkwoord achter in de zin. De andere werkwoorden (ook de persoonsvorm) zijn hulpwerkwoord (hww). 

Slide 13 - Slide

Voorbeelden
- Op zondag schaakt (zww) oom Jan met zijn neefje.

– Op zondag wil (hww) oom Jan schaken (zww) met zijn neefje.

– Op zondag zou (hww) oom Jan willen (hww) schaken (zww) met zijn neefje.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Opdracht
Blz. 120-121:
- Lees eventueel de theorie nog een keer. (Het koppelwerkwoord hoef je NIET te kennen)
- Maak opdracht 1, en 6

Slide 17 - Slide