figuurlijk taalgebruik 3K en 3B

NEDERLANDS
Pak voor je:

Laptop en ga naar lessonup.app
Nieuw Nederlands boek blz. 102-103
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

NEDERLANDS
Pak voor je:

Laptop en ga naar lessonup.app
Nieuw Nederlands boek blz. 102-103

Slide 1 - Slide

Planning
- korte terugblik op de vorige les (lezen)
- Uitleg H3 woordenschat
- Aan de slag met 5 opdrachten

Slide 2 - Slide

Waar denk jij aan bij tekst verbanden?

Slide 3 - Mind map

Signaalwoorden

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! (Zelfs in boekjes van Nijntje worden signaalwoorden gebruikt).
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets OPGESOMD!

Slide 4 - Slide

Wat is figuurlijk taalgebruik?

Slide 5 - Mind map

10

Slide 6 - Video

Wat is letterlijk en figuurlijk taalgebruik?

Slide 7 - Open question

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 8 - Quiz

Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.

Slide 9 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 10 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Dat is een goed middel voor je zieke paard.
B
Dat is een paardenmiddel voor die kwaal.

Slide 11 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Mijn moeder eet graag kip.
B
Mijn moeder is kippig.

Slide 12 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Mijn broer is een beer van een kerel.
B
In het bos is een beer gespot.

Slide 13 - Quiz

Uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Er kwam geen kip in de winkel.
B
De winkel verkocht geen kip meer.

Slide 15 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
'Ze kookt van woede.'
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 16 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Veronique draagt een gouden ring.
B
Hij scoorde ringloos in de basket.
C
Door hem ben ik nu de sigaar.
D
Hij rookte stiekem een sigaar.

Slide 17 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven

Slide 18 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Zij is op het paard getild.
B
Zij is over het paard getild.

Slide 19 - Quiz

Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik.
A
Waar
B
Niet waat

Slide 20 - Quiz

Aan de slag
Maak H3 Woordenschat opdracht 4 t/m 9 blz. 105 t/m 107! 

Eerste 5 minuten helemaal stil! Daarna mag je zacht overleggen
timer
5:00

Slide 21 - Slide