Schrijven zonder fouten (H6 - 2 basis)

Opdracht 8 (blz. 231)

- Per zin bedenken we eerst een geschikt onderwerp

- Daarna mag je het voltooid deelwoord (juist gespeld!) noteren

Zin 1

Tijdens de les heeft ... steeds (herhalen) wat je moest leren.

Tijdens de les heeft de docent steeds (herhalen) wat je moest leren.

Zin 2

... hebben de totale kosten van de excursie (berekenen).

De medewerkers hebben de totale kosten van de excursie (berekenen).

Zin 3

... zijn alvast met de barbecue (beginnen).

Wij zijn alvast met de barbecue (beginnen).

Zin 4

Waarom heb ... je vriendje (beloven) dat je mee zou gaan?

Waarom heb jij je vriendje (beloven) dat je mee zou gaan?

Zin 5

Waarschijnlijk heeft ... al zijn zakgeld aan snoep (besteden).

Waarschijnlijk heeft hij al zijn zakgeld aan snoep (besteden).

Zin 6

... heeft haar paard heel erg (verwaarlozen).

Zij heeft haar paard heel erg (verwaarlozen).

Opdracht 9 (blz. 231)

- Vul steeds de persoonvorm (juist gespeld!) in

- Let op: tt en vt staan door elkaar

Een aantal weken geleden (melden) Jos de vermissing.

Misschien (worden) ik morgen geopereerd.

In 2010 (leiden) de politie het onderzoek naar Roger S.

Nadat de film was afgelopen, (haasten) Roos zich naar huis.

Jij (betekenen) altijd veel voor mij.

Opdracht 11 (blz. 231)

- Kijk in je boek naar de zin.

- Kies het juiste werkwoord.

- Denk aan de regel voor pv tt en het vd.

Een Chinese dokter ... zijn patiënten goed.

1. begeleidt
2. begeleid

Hij ... de klachten zonder medicijnen.

1. behandelt
2. behandeld

De voorgeschreven kruiden heeft hij zelf ... in zijn tuintje.

1. verbouwt
2. verbouwd

Van die kruiden ... je dan thuis thee.

1. bereid
2. bereidt

Er is nog nooit iemand ... door deze methode.

1. vergiftigd
2. vergiftigt

Opdracht 12 (blz. 232)

- Je ziet steeds het woord uit opdracht 12 staan.

- Kies of dit woord juist of onjuist is geschreven.

organiseerd

1. juist
2. onjuist

gevraagd

1. juist
2. onjuist

reegelen

1. juist
2. onjuist

vondt

1. juist
2. onjuist

gehoord

1. juist
2. onjuist

koomen

1. juist
2. onjuist

betalen

1. juist
2. onjuist

beantwoord

1. juist
2. onjuist

Opdracht 16 (blz. 233)

Welk woord hoort bij de omschrijving?

Tip: het zijn allemaal woorden met -t of -th

Hier kun je medicijnen halen.

Hiermee kun je meten of je koorts hebt.

Een synoniem voor toneelspeler.

Staat altijd boven een tekst.

Tegenovergestelde van horizontaal.

Heet water met een zakje.

Een hardloopwedstrijd van iets meer dan 42 kilometer.

Iemand die auto's repareert.

Opdracht 18 (blz. 233)

- Ga allemaal in een rij achter elkaar staan.

- Je hoort dadelijk een woord: schrijf je dit woord met - isch, dan spring je naar rechts. Schrijf je dit woord met -ies, dan spring je naar links

Bijvoorbeeld:  prakti...  = praktisch (dus sprong naar rechts)

Opdrachten in schrift

- Maak opdracht 19 en 20 (blz. 234)