Herhaling ww-spelling leerjaar 1

Herhaling werkwoordspelling
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
  • Je kent de regels van de verschillende werkwoordsvormen. 

  • Je kent de verschillende werkwoordsvormen goed uit elkaar.

Slide 2 - Slide


Wat (vinden)..... jij de leukste serie?
A
vindt
B
vind
C
vint

Slide 3 - Quiz


Mijn vriendin (herstellen)..... haar foute antwoord.
A
herstelt
B
hersteld
C
hersteldt

Slide 4 - Quiz


Het (worden)...tijd, dat je je verontschuldigingen (aanbieden)....
A
word - aanbied
B
wordt - aanbied
C
word - aanbiedt
D
wordt - aanbiedt

Slide 5 - Quiz

hulpmiddel: smurfen/werken

ik erbij 
jij/je erachter                      stam
geb. wijs 

jij/hij/zij/het                         stam + t

wij/jullie/zij                         hele 
                                          werkwoord
persoonsvorm
tegenwoordige tijd (PV-tt)

Slide 6 - Slide


We (verbruiken).. vorig jaar meer gas en elektriciteit.
A
verbruikte
B
verbruikten
C
verbruiktte
D
verbroken

Slide 7 - Quiz


De oude man (hoesten)... en (kuchen)... gisteren aan één stuk door.
A
hoesten, kuchtten
B
hoestte, kuchtte
C
hoestte, kuchte
D
hoeste, kuchtte

Slide 8 - Quiz


Vorige week (beloven)... de boefjes beterschap na het gesprek met hun ouders.
A
beloofte
B
belooften
C
beloofde
D
beloofden

Slide 9 - Quiz

Bij twijfel gebruik 'T SeXy FoKSCHaaP

Staat de laatste letter van
de stam in 'T SeXy FoKSCHaaP?
Ja:    stam + te(n) 
Nee: stam + de(n) 
persoonsvorm
verleden tijd (PV-vt) (zwakke ww)

Slide 10 - Slide


De auteur heeft ook heel wat Franse boeken (vertalen)...
A
vertaalt
B
vertaald
C
vertaaldt
D

Slide 11 - Quiz


De schade van de omgewaaide schuur was helaas niet (verzekeren)... 
A
verzekerd
B
verzekerdt
C
verzekert
D

Slide 12 - Quiz


Ik heb net mijn verzameling beeldjes (afstoffen).. 
A
afgestoft
B
afgestofd
C
D

Slide 13 - Quiz

De handeling is afgesloten (voltooid).
Het VD staat nooit als enige ww in een zin, altijd samen met een vorm van hebben, zijn of worden.

Ik heb gewandeld.
Het feestje is verplaatst.
Hij werd gevreesd.
 
Hulpmiddel 
- Langer maken (+ -e) --> je hoort het
- 'T SeXy FoKSCHaaP gebruiken


Voltooid deelwoord (VD)

Slide 14 - Slide


(Snikken)... rende het kind naar huis.
A
snikken
B
snikkend
C
snikten
D
snikkent

Slide 15 - Quiz


Hij vertelde (stotteren)... zijn kant van het verhaal.
A
stotterde
B
gestotterd
C
stotterent
D
stotterend

Slide 16 - Quiz

De handeling is nog bezig of zou nog bezig kúnnen zijn
(= onvoltooid)

Je schrijft: 
het hele werkwoord + d
zwemmend      juichend
glimlachend     gillend
onvoltooid deelwoord (OD)

Slide 17 - Slide


De (redden)...slachtoffers
A
gerede
B
geredde
C
reddende
D
geredden

Slide 18 - Quiz


Het (afbranden)...huis
A
afgebrande
B
afgebrandde
C
afgebranden
D

Slide 19 - Quiz

  • Het staat altijd voor een   
     zelfstandig naamwoord  
     en zegt er wat van.
  • Je schrijft het zo eenvoudig
      mogelijk. Geen dubbel dd of dubbel tt,
      behalve als dat nodig is voor de
      uitspraak.



bijvoeglijk naamwoord van een VD
(BN)
het geverfde plafond

Slide 20 - Slide

  • Het huis is mooi.
  • Het mooie huis is verplaatst.

  • Het huis is afgebrand.
  • Het afgebrande huis wordt onderzocht.



bijvoeglijk naamwoord van een VD
(BN)
het geverfde plafond

Slide 21 - Slide


Snikkend beschreef zij de ontroerende gebeurtenis
A
snikkend od, ontroerende od
B
snikkend bn ontroerende bn
C
snikkend od ontroerende bn
D
snikkend bn ontroerende od

Slide 22 - Quiz

  • Het staat altijd voor een   
     zelfstandig naamwoord  
     en zegt er wat van.


  • hele werkwoord + d(e)
     De dansende minion.


bijvoeglijk naamwoord van een OD
(BN)

Slide 23 - Slide

  • Hele werkwoord

  • Wij gaan morgen zwemmen.

  • Dat zou wel moeten kunnen.

  • Maar: Wij zwemmen morgen niet!



Infinitief (INF)

Slide 24 - Slide

persoonsvorm
tegenwoordige
tijd
persoonsvorm
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
onvoltooid
deelwoord
Hij heeft zijn kleding al besteld?
Weet jij waar hij die broeken meestal bestelt?
Bewonderend keek hij naar zijn nieuwe televisie.
Zij verwachtten een goed verhaal.

Slide 25 - Drag question

persoonsvorm
tegenwoordige
tijd
bijvoeglijk
naamwoord
voltooid
deelwoord
onvoltooid
deelwoord
Hij sprak haar mopperend aan.
De verlichte garage was beveiligd.
Dat bedrag vergoed ik niet.
De schade zal niet worden vergoed.

Slide 26 - Drag question

Ik ken de werkwoordsvormen PV, VD en OD goed uit elkaar.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Ik kan de werkwoordsvormen PV, VD en OD correct spellen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll


Welke werkwoordsvorm(en) vind je nog moeilijk?

Slide 29 - Open question

Zelf aan de slag

Taalverzorging C:
 opdr. 1 t/m 8 

Slide 30 - Slide