What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Semana 19 Unidad 5 lección 1 les 3
1 / 27
next
Slide 1:
Slide
Spaans
WO
Studiejaar 2
This lesson contains
27 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Necesitas
el portátil
(laptop) om de les te starten via LessonUp,
la libreta
(schrift),
el libro
(het boek)
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Unidad 5 "Mi barrio"
Aan het einde van deze les ben je in staat om...
Het vertellen over je stad en je buurt.
Aanwijzende voornaamwoorden buiten te benoemen.
Verschillen tussen HAY en ESTAR
Slide 3 - Slide
Aan het einde van deze les ...
Weet ik het verschil tussen hay en estar
Kan ik mijn dorp/stad/wijk beschrijven
ken ik weer een aantal nieuwe werkwoorden
LEERDOELEN
Slide 4 - Slide
Wat weet je nog van onze laatste les? Noem 5 nieuwe woorden die je hebt geleerd.
Slide 5 - Mind map
Slide 6 - Video
play.kahoot.it
Slide 7 - Link
Hay y estar
Als je een stad wilt beschrijven, gebruik je 'hay' en 'estar'.
Slide 8 - Slide
Hay
Betekent:
er is/er zijn
Kent maar één vorm!!
Estar
Betekent:
zich bevinden/liggen
Moet vervoegt worden!!
Yo estoy
Tú estás
Él/ella/usted está
Nosotros estamos
Vosotros estáis
Ellos/ellas están
Slide 9 - Slide
Hay (er is/er zijn)
+ un/una:
hay
un
hotel en el centro
+ mucho/poco
: hay
muchas
turistas en España
+ un número:
hay
tres
personas en la casa
Slide 10 - Slide
Ejemplos:
En mi ciudad
hay
un
hotel
hay
un
estadio de fútbol
hay
una
plaza
hay
dos
iglesias
no
hay
un
aeropuerto
hay
muchas
tiendas
hay
pocos
hoteles
hay
seis
supermercados
hay
muchas
calles
no
hay
un
centro comercial
Slide 11 - Slide
Estar (zich bevinden/liggen)
+ el/la: la estación
está
en el centro
+ los/las: los libros no
están
aquí
Slide 12 - Slide
Ejemplos ESTAR
¿Dónde
está
el hotel?
¿Dónde
está
Groningen?
¿Dónde
está
n
los estudiantes
?
Dónde
está
el tren?
¿Dónde
está
el camping ?
El hotel
está
en el centro.
Groningen
está
en el norte.
Los estudiantes
está
n
en la clase.
El tren
está
en la estación.
El camping
está
cerca de la playa
Slide 13 - Slide
Hay en estar
wanneer gebruik je hay
er is/er zijn
als het onbepaald is
wanneer gebruik je estar?
als het bepaald is
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Vul in de volgende dia's
hay
of de juiste vorm van
estar
in.
Slide 16 - Slide
Sí, el supermercado Spar ..................... enfrente de la farmacia.
Slide 17 - Open question
Hola, ¿............ un supermercado por aquí?
Slide 18 - Open question
.................. muchas zapaterías en el centro.
Slide 19 - Open question
¿Dónde .................... tus libros?
Slide 20 - Open question
Barcelona ................ en el norte de España
Slide 21 - Open question
¿Dónde .................. mis zapatos?
Slide 22 - Open question
............... tres colegios en mi ciudad.
Slide 23 - Open question
Slide 24 - Video
tarea 1
Leerdoelen
Slide 25 - Slide
Tarea 2
Maak van je online werkboek Unidad 5, lección 1, Ejercicico 8, 9, 10, 11.
GOED
LEZEN
Slide 26 - Slide
Buenas vacaciones
Slide 27 - Slide
More lessons like this
Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 1
December 2021
- Lesson with
24 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 1
December 2021
- Lesson with
29 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 2 2CM
October 2021
- Lesson with
39 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 1
March 2022
- Lesson with
27 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
UNIDAD 2 EL LUGAR DONDE VIVO - parte 2
October 2021
- Lesson with
38 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 2
November 2024
- Lesson with
42 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1,2
UNIDAD 2 EL LUGAR DONDE VIVO - parte 2 INT
October 2021
- Lesson with
36 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
6.1 HAY (herhaling SER + ESTAR)
October 2022
- Lesson with
32 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1