Marrons stammen af van gevluchte slaven die werkten op de plantages in de kolonie Suriname.
Deze slaven vluchtten het oerwoud in. Ze voelden zich daar thuis, het leek er op Afrika.
Van de oorspronkelijke oerwoud bewoners (=inheemsen) leerden de gevluchte slaven hoe ze konden overleven.
De Marrons verzetten zich krachtig tegen de slavernij. Zij vielen plantages aan om goederen te bemachtigen en nieuwe mensen vrij te maken.
Het waren dappere en trotse mensen die dit deden.
Ze vonden een veilige plek aan de rivier, ver weg van de plantages en bouwden een nieuw leven op met hulp van de inheemse bevolking en kennis van planten en dieren die ze meenamen uit Afrika.
De Saramakaanse gemeenschap tekende een vredes-verdrag met het koloniaal gezag in 1762, waarna zij in relatieve vrede leefden met het koloniale gouvernement.