De Passé Composé + être, avoir, faire & aller

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Onderwerp

Chapitre 1 Grandes Lignes Paragraphe D

Grammaire:

Le passé composé

(De voltooide tijd v.t.t.)

Leerdoel

Aan het eind van deze les weet je hoe je de passé composé maakt. 

Wat weten jullie over de voltooide tijd? Vul in wat in je opkomt.

Voltooide tijd =

Passé Composé

Ik heb gedanst = J'ai dansé

Passé composé bestaat uit:

1. een vorm van AVOIR (hebben)

   2. een voltooid deelwoord

Geef de juiste vorm van AVOIR:
Nous…...

1. sommes
2. avons
3. ai
4. ont

Vul weer de juiste vorm van AVOIR in:
Vanessa (is een 'zij' dus elle) ...….

1. ai
2. as
3. a
4. avons

1. Je hebt dus het rijtje van AVOIR weer nodig! Geef z.s.m. het rijtje van AVOIR weer.

2. Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -ER, eindigt altijd op " É "

 J'ai parlé (parler = praten)               = Ik heb gepraat 

 On a chanté (chanter = zingen)    = We hebben gezongen                                 

N'oublie pas: 

Passé composé bestaat ALTIJD uit een hulpwerkwoord ÈN een voltooid deelwoord!!!

Pas op! Hou altijd het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord bij elkaar! (net als in het Engels)

Bijvoorbeeld: Ik heb een hamburger gegeten = J'ai mangé un hamburger.

Samenvatting:

Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord

Het hulpwerkwoord is een vorm van AVOIR

DAN komt er een voltooid deelwoord!!!!

Nous avons joué.

Wij hebben gespeeld.

Être

Passé Composé:

J'ai été = ik ben geweest

Tu as été = jij bent geweest

Etc.

être	zijn
je suis	ik ben
tu es	jij bent
Il/elle/on est	Hij/zij/men is
Nous sommes	Wij zijn
Vous êtes	Jullie zijn/u bent
Ils/elles sont	Zij zijn

Avoir

Passé Composé:

J'ai eu = ik heb gehad

Tu as eu = jij hebt gehad

Etc.

avoir	hebben
j'ai	ik heb
tu as	jij hebt
Il/elle/on a	Hij/zij/men heeft
Nous avons	Wij hebben
Vous avez	Jullie hebben/u heeft
Ils/elles ont	Zij hebben

Faire

Passé Composé:

J'ai fait = ik heb gedaan

Tu as fait = jij hebt gedaan

Etc.

faire	doen/maken
je fais	ik doe
tu fais	jij doet
Il/elle/on fait	Hij/zij/men doet
Nous faisons	Wij doen
Vous faites	Jullie doen/u doet
Ils/elles font	Zij doen

Aller

Passé Composé:

Hoef je nog niet te weten ;)

aller	gaan
je vais	ik ga
tu vas	jij gaat
Il/elle/on va	Hij/zij/men gaat
Nous allons	Wij gaan
Vous allez	Jullie gaan/u gaat
Ils/elles vont	Zij gaan

Regardez bien!!!

Le chien a mangé une glace.

1. De hond eet een ijsje.
2. De hond at een ijsje.
3. De hond heeft een ijsje gegeten.
4. De hond had een hoed op.

Hij heeft gepraat

1. Il a parlé
2. Ils ont parlé
3. Elle a parlé
4. Nous avons parlé

De hond heeft gedanst

1. Le chien a danse
2. Le chien ont dansé
3. Le chien dansé
4. Le chien a dansé

Vertaal:
Vous avez dansé

Ik heb in Groningen gewoond.

1. J'ai habite à Groningue.
2. J'ai habité à Groningue.
3. Je suis habité à Groningue.
4. Je suis habite à Groningue.

Waaruit bestaat de Passé Composé?

Geef aan of je zelfstandig verder kunt werken of dat je nog hulp nodig denkt te hebben. Vul in : ZELF of HULP

Kortom:

 

- Leer eerst het rijtje van avoir nog eens.

- Vervolgens moet je goed onthouden dat er altijd een voltooid deelwoord achteraan komt: dansé, chanté, parlé, commencé etcetera...

Voor extra uitleg:

- Lees in je boek op blz. 53

- Ga naar Grandes Lignes/Chapitre 1/Naslag/Grammaire D

- Luister naar deze uitleg: