34. Thema 6, week 1 Les 4 voltooid deelwoord zwakke werkwoorden


1 / 33
next
Slide 1: Open question
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson


Slide 1 - Open question


Wat is het voltooid deelwoord van
groeien

Slide 2 - Open question

lesdoel
Ik kan het voltooid deelwoord van zwakke (klankvaste) werkwoorden correct schrijven.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

voltooid deelwoord
Zwakke werkwoorden

bellen - belden - heb gebeld
poetsen - poetsten - heeft gepoetst
koken - kookten - heeft gekookt



Slide 5 - Slide

Werkwoord: verhuizen

De buurman heeft zijn spullen ......
A
Verhuist
B
Verhuisdt
C
Verhuisd
D
Geverhuist

Slide 6 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

bereiken
A
bereikt
B
bereikd
C
bereken

Slide 7 - Quiz

Wat is het volooid deelwoord van:

antwoorden
A
geantwoord
B
geantwoordt
C
geantwoort
D
beantwoord

Slide 8 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

vertellen
A
geverteld
B
verteld
C
vertelt
D
gevertelt

Slide 9 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

beleven
A
gebeleefd
B
gebeleeft
C
beleeft
D
beleefd

Slide 10 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

sponzen
A
gesponst
B
gesponsd
C
gesponzen

Slide 11 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

verven
A
geverft
B
geverfd
C
gevervt
D
gevervd

Slide 12 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

jagen
A
gejaagt
B
gejaagd
C
verjaagd
D
verjaagt

Slide 13 - Quiz

Wat weet ik al?
Als je wil vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin. Voltooid betekent dat iets af is.
Dus je vertelt iets in de verleden tijd. 

Slide 14 - Slide

HET VOLTOOID DEELWOORD

- heeft altijd een ander werkwoord nodig

- begint vaak met ge- (soms met be- of ver-)

- eindigt op -en of op en -d of -t


Dat hebben de jongens mooi gemaakt

Schiet op! De les is al begonnen

Bijvoorbeeld

Slide 15 - Slide

Voltooid Deelwoord
Een voltooid deelwoord begint vaak met
be-, ge-, ver- of ont-.
Een voltooid deelwoord eindigt op: 
Zwakke werkwoorden: -t of -d
Sterke werkwoorden: -t of -en en soms -d

Slide 16 - Slide


Slide 17 - Open question


Slide 18 - Open question


Slide 19 - Open question


Slide 20 - Open question


Slide 21 - Open question


Slide 22 - Open question

werkwoord: veranderen
Hij heeft zijn wachtwoord .........

Slide 23 - Open question

werkwoord: missen
Zij heeft haar vliegtuig .........

Slide 24 - Open question

werkwoord: maken
Wij hebben een mooie fietstocht .........

Slide 25 - Open question

maak het rijtje af
ik wil - jij wilt - wij willen - ik heb .........

Slide 26 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in:
Er is deze week veel ...........(gebeuren)
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd
D
gebeurde

Slide 27 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van: knutselen
A
verknutseld
B
geknutseld
C
knutselde
D
knutsel

Slide 28 - Quiz

Vul het voltooid deelwoord in:
Het vliegtuig is veilig .......(landen)
A
gelandt
B
gelant
C
geland
D
gelanden

Slide 29 - Quiz

Voltooid deelwoord:

halen

Slide 30 - Open question

Voltooid deelwoord:

branden

Slide 31 - Open question

Voltooid deelwoord:

volgen

Slide 32 - Open question

spelling
 Thema 6, week 1
Les 4

Opgave 2
Opgave 3
10 x plussen

Klaar: dictee 3

Slide 33 - Slide