Nederlandse Staatsinrichting en Grondrechten

Nederlandse Staatsinrichting en Grondrechten
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlandse Staatsinrichting en Grondrechten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun je belangrijke kenmerken van de Nederlandse staatsinrichting herkennen en beschrijven.
  • Aan het einde van de les kun je enkele grondrechten herkennen en noemen, die in de loop van de 19e en 20e eeuw in de grondwet zijn opgenomen en daarbij onderscheid maken tussen klassieke en sociale grondrechten.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over de Nederlandse staatsinrichting en grondrechten?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Monarchie en Republiek
  • Monarchie: Een vorm van regering waarbij een monarch het staatshoofd is.
  • Republiek: Een vorm van regering waarbij het staatshoofd niet erfelijk is.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Democratie en Dictatuur
  • Democratie: Een systeem van regering waarbij de macht bij het volk ligt.
  • Dictatuur: Een systeem van regering waarbij één persoon of een kleine groep mensen alle macht heeft.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Grondwet en Constitutie
  • Grondwet: De fundamentele wetten en principes die een staat regeren.
  • Constitutie: De manier waarop de grondwet is georganiseerd en functioneert.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Scheiding der machten
  • Wetgevende macht: Maakt de wetten.
  • Uitvoerende macht: Voert de wetten uit.
  • Rechterlijke macht: Handhaaft de wetten en doet uitspraken in juridische geschillen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Rechtsstaat en Onafhankelijke Rechtspraak
  • Rechtsstaat: Een staat waarin de macht van de regering wordt beperkt door de wet.
  • Onafhankelijke rechtspraak: Het principe dat rechters onafhankelijk en onpartijdig zijn bij het nemen van beslissingen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Bevoegdheden van Eerste en Tweede Kamer
  • Eerste en Tweede Kamer: De twee kamers van het Nederlandse parlement.
  • Controlerende bevoegdheden: De Eerste en Tweede Kamer controleren de regering.
  • Wetgevende bevoegdheden: De Eerste en Tweede Kamer maken nieuwe wetten en passen bestaande wetten aan.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Verkiezingen, Regering en Partijen
  • Verkiezingen: Het proces waarbij burgers hun vertegenwoordigers kiezen.
  • Regering: De groep mensen die het land bestuurt en beslissingen neemt.
  • Politieke partijen: Organisaties die standpunten innemen en kandidaten steunen bij verkiezingen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Stappen van Wetsvoorstel tot Wet
  • Wetsvoorstel: Een voorstel voor een nieuwe wet of een wijziging van een bestaande wet.
  • Minister: Een lid van de regering verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein.
  • Tweede Kamer: Keurt een wetsvoorstel goed of af.
  • Eerste Kamer: Beoordeelt een wetsvoorstel na goedkeuring door de Tweede Kamer.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Staatshoofden van Nederland
  • Staatshoofden: De officiële vertegenwoordigers van een staat.
  • Overzicht van Nederlandse staatshoofden van Willem II tot Willem-Alexander.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Grondrechten
  • Grondrechten: De fundamentele rechten en vrijheden van individuen in een staat.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 14 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 15 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 16 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.