Les 7 2H unité 1 - schrijfvaardigheid

Cours de Français - Expression écrite
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Cours de Français - Expression écrite

Slide 1 - Slide

Vaste plek
                       

 Hugo    Levi                       Jamie    Marloes  Gabri                  
Kyan.S    Maelynn           Joshua Milan Carensa         Jordy Suzanne
Chanoa Meike             Berend      Gijs     Twan                     Leroy Isa 
Lotte Jesse              Frank Kayla Benjamin                   Kyan.G Julius
                                                                                                
DOCENT




Slide 2 - Slide

Le programme
- Herhaling werkwoord être in de présent: 10min

- Grammaire lexicale (met de auto, trein... / In portugal/Frankrijk...): 15min
- Je gebruikt de passé composé om over je vakantie te hebben: 15min

- Afsluiten: 5min

Slide 3 - Slide

Alle vormen
van être (FR) in
de présent

Slide 4 - Mind map

Tu .... sportif?
A
est
B
es
C
suis
D
être

Slide 5 - Quiz

Voilà Sarah et Alicia. ............. en cinquième B
A
elles sont
B
elle est
C
ils sont
D
il est

Slide 6 - Quiz

Vertaal: ''We zijn op vakantie''
A
il est en vacances
B
Nous sommes en vacances
C
Ils sont en vacances
D
On est en vacances

Slide 7 - Quiz

Tu es parti en France?
A
Oui, je suis parti en France
B
Non, il est parti au Portugal
C
Oui, tu es parti en France
D
Non, ils sont parti au Portugal

Slide 8 - Quiz

Controleren en leren voor de mondeling (opdracht 22)
  • Iemand begroeten: Bonjour monsieur of Bonjour madame (of mademoiselle)
  • Vraag of hij/zij jou kan helpen: Vous pouvez m'aider?
  • Vraag welke lijn je moet nemen : Il faut prendre quelle ligne (pour les Champs Elysées)
  • Vraag of je moet overstappen : Il faut changer de ligne?
  • Vraag waar je moet uitstappen : On descend où?
  • Vriendelijk bedanken : Merci (beaucoup) !

Slide 9 - Slide

Even starten....
  • Kijk naar de vocabulaire Apprendre 1 blz 38 en maak opdracht 24 A
  • Hoe vertaal je ''met de'' in de zin ''met de trein, bus, .....''?
  • Wat valt je ook op?
  • 5 minuten

Slide 10 - Slide

Even starten....
  • Lees en maak opdracht 25 blz 34
  • Wanneer gebruik je au / en / aux ?
  • 5 minuten

Slide 11 - Slide

Hoe maak je een composé ook alweer? Geef een voorbeeld

Slide 12 - Open question

Toepassen
  • Kijk naar de dialoog bij opdracht 29 blz 36
  • Geef antwoord op de vragen. 
  • Gebruik net zoals bij elke vraag, een passé composé
  • De vocabulaire van Apprendre 8 en 9  kan je ook goed helpen
  • Zelfstandig 
  • 15 min

Slide 13 - Slide

Controleren en leren
1)  Salut! Oui, je suis rentré(e) hier
2) Je suis allé(e) au Portugal
3) On a voyagé en avion
4) Il a fait très chaud
5) Je suis resté(e) deux semaines / quinze jours
6) J'ai été au camping / on a fait du camping
7) J'ai fait de l'escalade, j'ai bronzé et j'ai fait des randonnées
8) Il y avait plein de choses à faire
9) J'ai passé de très bonnes vacances

Slide 14 - Slide