5. voeding

Soooo..... da's lekker!
1 / 44
next
Slide 1: Mind map
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1,2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 300 min

Items in this lesson

Soooo..... da's lekker!

Slide 1 - Mind map

Soooo.... da's gezond!

Slide 2 - Mind map

Eetgewoonten ..
.. wat eet jij graag?
  1.  Zoveel volken zoveel smaken
  2. Waar woon je en wat is voorhanden?
  3. Wat zegt je geloof?
  4. Ben je vegetariër?
  5. Of misschien zelfs veganist
  6. Vind je gezond belangrijk?
  7. en de prijs?

Slide 3 - Slide

Eetgewoonten ..
.. wat eet jij graag?
Als je op reis bent merk je dat mensen overal op de wereld er andere eetgewoonten op na houden. Ieder volk of ieder land heeft wel zijn eigen gerechten. Zo denk je bij Italië aan pizza, bij Duitsland aan bockwurst en bij china aan loempia's en nasi.
Zeker vroeger was ook de plaats waar je woont hierop van invloed. Het is bijvoorbeeld best lastig om aan vis te komen als je hoog in de bergen woont.
Ook het geloof schrijft soms voor wat je wel en niet mag eten. Zo mogen Hindoes geen rundvlees eten en joodse mensen juist geen varken.
Steeds meer mensen zijn vegetariër, zij eten geen vlees. Veganisten gaan nog een stapje verder en eten helemaal geen dierlijke produkten.
En vind je gezond eten belangrijk of vind je de Mac helemaal het einde.

Slide 4 - Slide

Mijn drie-gangen menu

Slide 5 - Open question

De schijf van vijf
Als je gezond eet 

Slide 6 - Slide

Schijf van vijf

Slide 7 - Slide

Gezond dagmenu

Stel samen:
  • een gezond ontbijt
  • een gezonde lunch
  • een gezond diner

Zoek plaatjes op internet en zet deze in een powerpoint. 
Maak voor ieder maaltijd een aparte dia.

Slide 8 - Slide

Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen zijn de dingen die je eet en die je koopt in de supermarkt, bij de bakker en de slager. Brood is een voedingsmiddel, net als melk en biefstuk. Voedingsstoffen zijn de bruikbare bestanddelen uit de voeding. 

We kunnen voedingstoffen indelen naar hun functie
Voedingsstoffen die we gebruiken om energie uit te halen noemen we brandstoffen. Andere voedingsstoffen gebruiken we juist meer om nieuwe cellen te maken, om te groeien of om een wond te herstellen. We noemen dit bouwstoffen.
Weer ander voedingsstoffen zijn geschikt om op te slaan en te bewaren voor later. Dit zijn de reservestoffen.
En dan zijn er nog voedingsstoffen die we maar in kleine hoeveelheden nodig hebben, maar die bij een tekort een bepaalde ziekte veroorzaken. De beschermende stoffen.

Slide 9 - Slide

Voedingsstoffen
We kunnen voedingstoffen ook indelen naar de soort stoffen.
Eiwitten dienen vooral als bouwstof, maar kunnen ook als brandstof gebruikt worden. Eiwitten zijn geen reservestof. Ze worden dus niet in het lichaam opgeslagen.
Koolhydraten dienen vooral als brandstof, maar kunnen ook als bouwstof en reservestof gebruikt worden.  
Vetten dienen vooral als brandstof en reservestof, maar kunnen ook als bouwstof worden gebruikt. Vetten kunnen worden opgeslagen.  
Water is een belangrijke bouwstof en wordt gebruikt voor het transporteren van stoffen.  
Mineralen (zouten) vervullen in het lichaam vooral de functie van bouwstof en beschermende stof.
 Vitaminen vervullen in het lichaam vooral de functie van beschermende stof en bouwstof.

Slide 10 - Slide

Voedingsmiddelen zijn de bruikbare bestanddelen
van voedingsstoffen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

We kunnen voedingstoffen op twee manieren indelen,
namelijk op ....
A
... hun functie en waar ze in zitten
B
... waar ze inzitten en hoe gezond ze zijn
C
... hoe gezond ze zijn en wat voor soort stof het is
D
... wat voor soort stof het is en hun functie

Slide 12 - Quiz

Voedingstoffen kunnen verschillende functie hebben,
ze kunnen namelijk dienen als ....
A
bouwstof of brandstof
B
brandstof, reservestof of bouwstof
C
reservestof, beschermende stof of bouwstof
D
bewaarstof, beschermende stof, bouwstof of brandstof

Slide 13 - Quiz

1. Water is een heel belangrijke bouwstof
2. Eiwitten zijn bouwstoffen die we niet kunnen opslaan
3. Vetten en koolhydraten zijn brandstoffen
A
1 en 2 zijn waar 3 is niet waar
B
1 en 3 zijn waar 2 is niet waar
C
2 en 3 zijn waar 1 is niet waar
D
1,2 en 3 zijn waar

Slide 14 - Quiz

1. Vitaminen en mineralen zijn beschermende stoffen.
2. Vitaminen en mineralen heb je maar
in kleine hoeveelheden nodig
3. Van vitaminen en mineralen kun je nooit
te veel binnen krijgen.
A
1, 2 en 3 zijn waar
B
1 en 2 zijn waar 3 is niet waar
C
1 is waar 2 en 3 zijn niet waar
D
1 en 3 zijn waar 2 is niet waar

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

Energie en gewicht
  1. Ben ik dat echt?
  2. Slank of dik?
  3. aankomen of afvallen?
  4. Diëten of bewegen?
  5. Mode en reclame!
  6. Consumptie-maatschappij








Slide 17 - Slide

Gezond gewicht
  1.  Overgewicht
  2. Ondergewicht
  3. Eetstoornissen
  4. In balans
  5. Gezond eten en bewegen
  6. leeftijd
  7. Man of vrouw
  8. Leefstijl (sport, beroep)





BMI berekenen klik hier

Slide 18 - Slide

Gezond gewicht
BMI berekenen klik hier
Steeds meer mensen hebben overgewicht, dat wil zeggen dat ze te zwaar of te dik zijn. Andere mensen zijn juist te licht of te dun, zij hebben ondergewicht. Als dit over- of ondergewicht ernstig is kan er sprake zijn van een eetstoornis. Voorbeelden van eetstoornissen zij obesitas en anorexia.
De meeste mensen houden een goed gewicht wanneer eten en bewegen in balans zijn. Dit betekent; voedingsstoffen die je binnen krijgt moet je ook verbruiken. Eet je meer dan dat je verbruikt dan wordt je dik. Eet je minder dan je nodig hebt dan wordt je te mager. 
Hoeveel je moet eten hangt af van een aantal factoren; mannen hebben meer nodig dan vrouwen, grote mensen meer dan kleine. En als je heel actief bent omdat je bv veel sport of lichamelijk zwaar werk doet heb je ook meer voeding nodig.

Slide 19 - Slide

Het aantal mensen met overgewicht neemt de laatste jaren af.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Obesitas en anorexia zijn eetstoornissen.
welke bewering hierover is waar?
A
Bij obesitas en anorexia heb je overgewicht
B
Bij obesitas heb je overgewicht en bij anorexia ondergewicht
C
Bij anorexia heb je overgewicht en bij obesitas ondergewicht
D
Bij obesitas en anorexia heb je ondergewicht

Slide 21 - Quiz

Hoeveel voeding je per dag nodig hebt hangt af van ...
A
... of je een jongen of meisje bent
B
... of je veel aan sport doet
C
... of je licht of zwaar gebouwd bent en je lengte
D
... je leeftijd

Slide 22 - Quiz

Als je je BMI berekent geeft dat een goede indicatie of je een gezond gewicht hebt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Video

Schijf 
van
Vijf
klik hier

Slide 25 - Slide

Eet jij gezond? Waarom wel of niet?

Slide 26 - Open question

Voedingsmiddelen die niet in de schijf van vijf zitten
moet je nooit eten?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Als je minder dierlijk voedsel (vlees) eet is dat goed voor je gezondheid, het milieu en het dierenwelzijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Hoeveel vlees eet jij per week?

Slide 29 - Mind map

Wat is volgens de schijf van vijf
een gezonde dagelijkse maaltijd?
A
Hamlappen, gekookte aardappelen met jus en andijvie
B
Kipfilet, wortelsalade met rozijnen en aardappelpuree (uit een pakje)
C
Gestoomde makreel, zilvervliesrijst , verse wortelen en doperwten uit blik
D
Volkoren pasta, sperziebonen met geitenkaas en (conserven) fruitsalade

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Video

Bacteriën en schimmels
  1. Wat zijn het?
  2. Hoe herken je ze?

Slide 32 - Slide

Bacteriën en schimmels
Naast  het rijk van de planten en het rijk van de dieren kennen we nog twee andere grote groepen (rijken) organismen.
De bacteriën en de schimmels.
Ieder organisme op aarde hoort bij één van deze vier rijken.
Om te bepalen bij welk rijk iets hoort, moeten we kijken naar de celkenmerken.
Celwanden vinden we bij alle rijken behalve de dieren.
Celkernen vinden we bij alle rijken behalve de bacteriën.
Scimmels en planten hebben dus allebie zowel celwanden als celkernen. Om schimmels en planten te onderscheiden kijken we nog naar de bladgroenkorrels.  Planten hebben die wel maar schimmels nooit.

Slide 33 - Slide

Voedselbereiding

Slide 34 - Slide

Voedselbereiding
Heel veel voedingsmiddelen die we  dagelijks eten of drinken worden gemaakt met de hulp van  schimmels of bacteriën.
Gisten (eencellige schimmels) worden gebruikt voor het maken van wijn, bier en brood.
Schimmels zijn onmisbaar voor de produktie van allerlei vleesvervangende plantaardige produkten. Voorbeelden hiervan zijn tempeh en tofu.
Met de hulp van melkzuurbacteriën maken we van melk, kaas, karnemelk en yoghurt
Voor het maken van allerlei ander kazen en vleesprodukten zijn weer andere schimmels en bacteriën nodig. Camembert, blauwschimmelkaas en salami zouden we zonder hun hulp niet kunnen maken.

Slide 35 - Slide

Voedselbederf
  1. Wat is voedselbederf?
  2. Hoe komt het?
  3. Wat kun je er tegen doen?
  4. Welke methoden zijn er?

Slide 36 - Slide

Voedselbederf
Als schadelijke bacteriën of schimmels in ons voedsel terecht komen spreken we van voedselberderf. Je kunt dit voorkomen door je voedsel zo te behandelen of bewaren dat de leefomstandigheden voor deze bacteriën en schimmels ongunstig zijn. Daarvoor zijn er verschillende methoden:
Een conserveringsmiddel toevoegen: schimmels en bacteriën kunnen niet leven in een omgeving die te zuur of te zout (en soms te zoet) is.
De temperatuur verlagen, je moet het voedsel dan invriezen of koelen.
Zorgen voor een omgeving met weinig water, je kunt het voedsel drogen of roken.
Zorgen voor een omgeving zonder zuurstof,  voorbeelden hiervan zijn vacuüm verpakken of wecken .

Slide 37 - Slide

Alle bacteriën en schimmels zijn schadelijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Bacteriën en schimmels zijn onmisbaar voor de bereiding van een groot aantal voedingsmiddelen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz

Conserveren is het creëren van ongunstige leefomstandigheden voor bacteriën en schimmels
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

Zuur, zout en suiker zijn conserveringsmiddelen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quiz

Gepasteuriseerde melk is langer houdbaar
dan gesteriliseerde melk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quiz

Koffie in het pak blijft lang vers doordat er geen zuurstof bij de koffie kan komen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quiz

Toets voorbereiden
Neem alle opdrachten nog een keer door:
  1. Eetgewoonten
  2. Voedingsstoffen (vooral de Kennisbank)
  3. Energie en gewicht (vooral de Kennisbanken)
  4. Gezonde voeding  (vooral de Kennisbank)
  5. Voedselbereiding (vooral de Kennisbanken)

Bedenk dat als je iets niet begrijpt je het ook niet kunt onthouden. Vraag nog om extra uitleg als je iets niet begrijpt.
Dit kan alleen als je op tijd begint met leren.

Slide 44 - Slide