Hoofdstuk 8 Licht

Les 1 Licht en Beeld
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 1 Licht en Beeld

Slide 1 - Slide

Divergente lichtbundel

  • De meeste lichtbronnen maken een divergente bundel. 

  • Dit is een bundel die steeds groter wordt. 

  • Bijvoorbeeld een zaklamp. Als je een zaklamp dicht bij de muur houdt is de bundel klein. Als je verder weg gaat staan wordt de bundel groter.

Slide 2 - Slide

Evenwijdige lichtbundel
  • Een laser is een evenwijdige lichtbundel. 

  • Deze bundel wordt niet groter en niet kleiner. 

  • Dit is handig omdat deze bundel zijn energie veel langer vast houd dan een divergente bundel. Hierdoor schijnt een laser heel ver.

Slide 3 - Slide

Convergente lichtbundel
  • Een bundel die steeds kleiner wordt heet een convergente bundel. 

  • De lichtbundel richt zich op een bepaald punt. Dit punt noemen we het brandpunt. Als de lichtbundel na het brandpunt verder gaat wordt deze divergent. 

  • Als je een vergrootglas in de zon houdt ontstaat er een convergente lichtbundel.

Slide 4 - Slide

0

Slide 5 - Video

Wie staat,in dit plaatje, dichter bij de scherm?
A
Het meisje
B
De moeder

Slide 6 - Quiz

Wat voor soort lichtbundel gebruiken ze om deze voorstelling te maken?
A
divergente lichtbundel
B
evenwijdige lichtbundel
C
convergente lichtbundel

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Hoe noem je deze lichtbundel?
A
Convergent
B
Evenwijdig
C
Divergent

Slide 9 - Quiz

Hoe noem je deze lichtbundel?
A
Convergent
B
Evenwijdig
C
Divergent

Slide 10 - Quiz

Licht & Schaduw
Lichtbron: Een voorwerp dat zelf licht geeft

Kunstmatige lichtbron: Is door de mens gemaakt.

Slide 11 - Slide

Lichtstralen diffuus

Slide 12 - Slide

Lichtstralen teruggekaatst

Slide 13 - Slide

Diffuse terugkaatsing

Witte muur weerkaatst het licht in alle richtingen omdat het een ruwe oppervlakte is. Dit heet diffuse terugkaatsing.

Slide 14 - Slide

Hoe zie je bij een witte muur dat er licht weerkaatst wordt?
A
Het is licht
B
Het is wit en niet zwart
C
Door de spiegelende terugkaatsing

Slide 15 - Quiz

Van wat voor type weerkaatsing is dit een voorbeeld?
A
Diffuus
B
Spiegel

Slide 16 - Quiz

De zon is een ..
A
Kunstmatig lichtbron
B
Lichtbron
C
Diffuus terruggekaats
D
Schaduw

Slide 17 - Quiz

Een voorbeeld van een kunstmatige lichtbron is
A
Kaars
B
Maan
C
Zon
D
Sterren

Slide 18 - Quiz


De schaduw aan de linker- en rechterkant van de groene lijn noem je ...?
A
Kernschaduw
B
Lichtschaduw
C
Halfschaduw
D
Randstralen

Slide 19 - Quiz

Licht en Kleur

Slide 20 - Slide

0

Slide 21 - Video

Als je met een rode lamp op een geel shirt schijnt wordt je shirt....
A
Geel
B
Rood
C
Oranje
D
Zwart

Slide 22 - Quiz

Welke kleur reflecteerd een rood t-shirt?
A
Wit
B
Alle kleuren
C
Rood
D
Zwart

Slide 23 - Quiz

Bij een zwart t-shirt worden....
A
Alle kleuren geabsorbeerd
B
Alle kleuren gereflecteerd
C
Alleen zwart geabsorbeerd
D
Alleen wit geabsorbeerd

Slide 24 - Quiz

Zet de kleuren op de goede volgorde van het spectrum

Slide 25 - Drag question

Infrarood
Ultraviolette

Slide 26 - Slide

Wat zie je in de afbeelding hiernaast?
A
Een scherpe schaduw en eenpuntslichtbron
B
Een onscherpe schaduw en eenpuntslichtbron
C
Een tweepuntslichtbron
D
Een eenpuntslichtbron

Slide 27 - Quiz

Als je een schaduw wilt tekenen moet je beginnen...
A
Bij het voorwerp
B
Bij de lichtbron
C
Vanaf de schaduw terug naar de lichtbron

Slide 28 - Quiz

Hoe heet het lichtere gedeelte van een schaduw?
A
kernschaduw
B
halfschaduw

Slide 29 - Quiz

Welke kleur licht laat een stukje blauw glas door?
A
alle kleuren
B
alle kleuren behalve blauw
C
alleen blauw
D
geen kleuren

Slide 30 - Quiz

Waardoor komt het dat zwart warmer wordt in het zonlicht?
A
Het absorbeert alle kleuren licht
B
Het weerkaatst alle kleuren licht

Slide 31 - Quiz

Primaire kleuren bij licht
dit zijn de kleuren:
rood
blauw
en
groen

Kijk goed naar het plaatje hiernaast. Als je precies evenveel van de kleuren licht met elkaar mengt krijg je wit licht.
Evenveel van twee kleuren mengen geef magenta, cyaan of geel.

Slide 32 - Slide

Waarmee kun je licht zo breken dat je alle kleuren van de regenboog ziet?
A
Kubus
B
Driehoek
C
Pyramide
D
Prisma

Slide 33 - Quiz

De rood wit blauwe (Nederlandse) vlag wordt bekeken onder rood licht. Welke kleuren zie je?
A
Rood wit blauw
B
Rood zwart zwart
C
Zwart blauw blauw
D
Rood rood zwart

Slide 34 - Quiz

Als je laserlicht op een prisma laat vallen, komen er geen andere kleuren tevoorschijn. Daarom noem je de kleur van een laserlicht?
A
Zuivere kleur
B
Gemengde kleur
C
Wit licht
D
Spectrum licht

Slide 35 - Quiz

Spiegelbeelden
Hoek van inval = hoek van terugkaatsing

Slide 36 - Slide

Spiegelbeeld
Afstand van het voorwerp tot de spiegel is altijd even groot als de afstand van het spiegelbeeld tot de spiegel.

Slide 37 - Slide

Spiegelende terugkaatsing

Slide 38 - Slide

Waar is het spiegelbeeld?
A
Onder het water
B
Op het water
C
Boven het water

Slide 39 - Quiz

Spiegelwet
Een lichtstraal die op 
een spiegel valt, kaatst 
onder dezelfde hoek 
weer terug.
hoek i = hoek t

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Hoe heet de hoek tussen de lichtstraal die naar de spiegel toe gaat en de normaallijn?
A
hoek van binnenkomst
B
hoek van inval
C
hoek van uitval
D
hoek van aankomen

Slide 42 - Quiz

Wat is de spiegelwet?
A
"letters die je in een spiegelbeeld ziet zijn omgekeerd"
B
"Hoek van inval is gelijk aan hoek van terugkaatsing"
C
"bolle spiegels zijn groter dan holle spiegels"
D
"een spiegel is altijd vlak"

Slide 43 - Quiz

Bij terugkaatsing van een lichtstraal op een spiegel, moet je de hoek van inval en de hoek van terugkaatsing kennen.
Welke hoek in figuur 1 is de hoek van terugkaatsing?
A
hoek 1
B
hoek 2
C
hoek 3
D
hoek 4

Slide 44 - Quiz

Hoe heet de lijn die loodrecht op de spiegel staat?
A
De normaal
B
Hoek van inval
C
Hoek van terugkaatsing
D
geen idee

Slide 45 - Quiz

Hoe heet de hoek tussen de lichtstraal die naar de spiegel toe gaat en de normaallijn?
A
hoek van binnenkomst
B
hoek van inval
C
hoek van uitval
D
hoek van aankomen

Slide 46 - Quiz

Waar is het spiegelbeeld?
A
Voor de spiegel
B
Op de spiegel
C
Achter de spiegel

Slide 47 - Quiz

Wat weet je van de afstand tussen het spiegelbeeld en de spiegel en het afstand tussen het voorwerp en de spiegel?
A
Van spiegelbeeld is groter
B
Van voorwerp is groter
C
Even groot

Slide 48 - Quiz

waar bevindt het spiegelbeeld zich?

A
loodrecht achter de spiegel
B
in de spiegel
C
voor de spiegel
D
op de plaats van het voorwerp

Slide 49 - Quiz