Les 7: Jongeren

Hoofdstuk 2 - Jongeren
§2  Een leven lang leren
1 / 17
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 - Jongeren
§2  Een leven lang leren

Slide 1 - Slide

Planning
  • Uitleg socialisatie
  • Uitleg sociale controle
  • Uitleg internalisatie
  • Uitleg rolgedrag
  • Werken aan taakwijzer

Slide 2 - Slide


Op welke manier vindt socialisatie plaats? (dus: op welke manieren leren we waarden en normen aan?)

  • Via informatie: bv. hoe bak ik een ei?
  • Via imitatie: onbewust iemand nadoen. Bv. scheldwoord overnemen.
  • Via ervaringen: Bv. als je ooit je portemonnee bent verloren, zal je voortaan beter opletten.
  • Via experimenteren: Bv. als je voor het eerst een tosti bakt en hij brandt aan, weet je dat je dat de volgende keer anders moet doen. 

Slide 3 - Slide

Internalisatie
Als je je waarden en normen maar lang genoeg volhoudt, ontstaat er internalisatie: het automatisch uitvoeren van de aangeleerde waarden en normen.

Bv. handen wassen na het plassen, tandenpoetsen, etc.

Slide 4 - Slide

Sociale controle
Als wij waarden en normen aangeleerd krijgen, vindt er sociale controle plaats: mensen letten erop of jij je wel houdt aan deze waarden en normen.

Bij sociale controle maken we gebruik van sancties: het belonen of straffen als je je niet (of juist wel) aan de waarden en normen houdt.
  • Bv. boete als je te hard rijdt = straf 
  • Bv. voldoende voor je toets als je goed geleerd hebt = beloning 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Rolgedrag
Door socialisatie ontwikkelen we ook rolgedrag: gedrag dat je van iemand in een bepaalde situatie verwacht. 
  • Bv. een verkoopster hoort vriendelijk te zijn. 

We hebben allemaal verschillende rollen. 

  • Bv. je bent docent, maar ook vader, broer, lid van een vereniging, klant in een winkel, etc.  

Slide 7 - Slide

Rolbevestigend/ Roldoorbrekend
Op het moment dat je een rol aanneemt die iedereen van je verwacht heet dat rolbevestigend
  • Bv. van een conciërge die je aanspreekt als je rommel maakt

Als je juist een rol aanneemt die niemand van je verwacht heet dat roldoorbrekend
  • Bv. een trainer die liedjes gaat zingen met zijn groep

Slide 8 - Slide

Bij sociale controle:
A
letten mensen op hoe jij je gedraagt.
B
controleren mensen elkaars waarden.
C
verdedigt iedereen zijn belangen.
D
gaat het vooral om het afleren van aangeboren eigenschappen.

Slide 9 - Quiz

Een ander woord voor beloning en straf is …

Welk woord is weggelaten?
A
aangeleerd
B
eigenschap
C
sanctie
D
imitatie

Slide 10 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Boodschappen doen voor je buren is een positieve sanctie.
2. Sancties hebben te maken met sociale controle.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 11 - Quiz

Als normen en waarden een vanzelfsprekend gedeelte van je gedrag zijn geworden, is er sprake van:
A
een sanctie.
B
sociale controle.
C
imitatie
D
internalisatie

Slide 12 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Als internalisatie heeft plaatsgevonden, is de socialisatie gelukt.
2. Als normen en waarden geïnternaliseerd zijn, ben je volwassen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 13 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Als een kind een ander kind nadoet, is er sprake van experimenteren.
2. Op de kleuterschool leren kinderen vooral door ervaringen nieuwe dingen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 14 - Quiz

Je identiteit is een combinatie van je ervaringen en je ...

Welk woord is of welke woorden zijn weggelaten?
A
aangeboren eigenschappen.
B
sociale controle.
C
aangeleerde eigenschappen.
D
kennis

Slide 15 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Met identiteit bedoelen we dat de internalisatie is afgerond.
2. Iemand zegt: “Ik ben gelovig.” Hij spreekt dan over zijn internalisatie.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 16 - Quiz

Werk verder aan je taakwijzer.
Volgende week: 
TOETS
1.1 t/m 1.4, 2.1 t/m 2.2, 8.4

Slide 17 - Slide