T1 Bs 4 Resorptie

Pro-enzymen - antwoorden
1) Zoek met BINAS uit van welke enzymen er pro-enzymen zijn. (BINAS 82)

2) Er is een overeenkomst in de stoffen die deze enzymen verteren. Welke? (Vergelijk)


1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Pro-enzymen - antwoorden
1) Zoek met BINAS uit van welke enzymen er pro-enzymen zijn. (BINAS 82)

2) Er is een overeenkomst in de stoffen die deze enzymen verteren. Welke? (Vergelijk)


Slide 1 - Slide

Pro-enzymen - antwoorden
1) Zoek met BINAS uit van welke enzymen er pro-enzymen zijn. (BINAS 82)
Antwoord: pepsine - pepsinogeen,
trypsine - trypsinogeen,
chymotrypsine -chymotrypsinogeen, 
carboxypeptidase - pro-carboxypeptidase

2) Er is een overeenkomst in de stoffen die deze enzymen verteren. Welke? (Vergelijk)
Antwoord: Deze enzymen verteren allemaal eiwitten. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Vertering
Vertering gebeurt in maagdarmkanaal.

Verteringsklieren voegen veteringssappen toe met enzymen.

Slide 4 - Slide

Binas
  • Duidelijk overzicht van enzymen en plaatsen waar deze actief zijn
  • Optimum pH per enzym
  • Reactieproducten per enzym

Slide 5 - Slide

Wat is het substraat waarop amylase inwerkt?
A
vetten
B
zetmeel
C
eiwitten

Slide 6 - Quiz

In de mond verteert het enzym amylase zetmeel. Werkt amylase uit speeksel in de maag nog door? Waarom wel/niet?
A
Wel, want er is nog genoeg zetmeel over
B
Niet, want de temperatuur in de maag is te hoog
C
Niet, want de pH in de maag is te laag

Slide 7 - Quiz

Enzymen (Binas 82E)
* naam eindigt vaak op -ase 
- maltase, amylase, lipase 

* enzymen zijn substraatspecifiek
* sleutel/slot principe
* elk enzym kan maar 1 soort reactie versnellen
* enzymen worden niet opgebruikt
* Werken het best bij optimum-pH



stof waar het enzym op inwerkt

Slide 8 - Slide

Maagsap
Maagwand produceert  maagsap:
- slijm
- zoutzuur (HCL)
- pepsinogeen (inactief).
Werking enzymen optimaal bij pH 2,5

Slide 9 - Slide

Resorptie

Slide 10 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven waar en op welke wijze voedingsstoffen worden opgenomen in het darmkanaal en welke factoren daarop van invloed zijn

Slide 11 - Slide

Dunne darm
Resorptie van voedingsstoffen
  • glucose (koolhydraten)
  • vetzuren en glycerol
  • aminozuren

Groot oppervlak = meer resorptie
  • Darmplooien
  • Darmvlokken
  • Microvili

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Resorptie in de darmwand
Passief transport: transport van stoffen van hoge concentratie (in darm) naar lage concentratie (in darmcel)
Kost geen energie!

Actief transport: transport van stoffen tegen de gradiënt in (van lage naar hoge concentratie).
Kost energie!

Slide 14 - Slide

Poortader
  • Bloedvaten van de
    darmwand naar de lever.
  • Vervoert voedingsstoffen naar de lever.

Slide 15 - Slide

in de darmcel 

1. worden weer vetten gemaakt uit glycerol en vetzuren
2. worden vetdruppels verpakt (lipoproteïnen)
3. verlaten chylomicronen de cel dmv exocytose
4. komen in het lymfevat!!!!
niet in het bloedvat
resorptie van vetten

Slide 16 - Slide

Dikke darm
Resorptie van water, mineralen, vitaminen (vit K)
Bacteriën produceren verteringsenzymen voor vertering voedingsvezels en vitamine K
Veel water in verteringssappen
Diarree? Problemen in de dikke darm!

Slide 17 - Slide

blinde darm
ook bekend als: 
  • appendix (= laatste stukje)
  • wormvormig aanhangsel
functie
  • geen actieve functie bij de mens?
  • rudimentair? -> reservoir voor bacteriën
  • bij dieren belangrijk voor darmflora

Slide 18 - Slide

Vraag

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Waarom moet het medicijn insuline worden geinjecteerd en kan het niet in pilvorm worden ingenomen?

Slide 21 - Open question

Zelf werken
maak opdracht 24-27 van basisstof 4

Slide 22 - Slide

Zenuwstelsel en vertering
Het autonome zenuwstelsel is nauw betrokken bij de vertering.

  • Bij het zien van voedsel wordt speeksel geproduceerd = speekselreflex
  • Bij het vullen van de maag wordt reflexmatig maagsap geproduceerd
  • Bij druk op de wanden van de endeldarm komt de drang om te ontlasten (poepen)

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Herhalingsvragen 
pak je Binas 82E/F erbij
  1. Waar in het verteringsstelsel vindt de vertering van eiwitten allemaal plaats?
    En welke enzymen zijn hierbij betrokken?
  2. Welk enzym zorgt voor vertering van vetten?
  3. waarom zorgt gal niet voor vertering, maar heeft het wel een belangrijke functie bij de vertering?
  4. Wat is de functie van HCO3 (waterstofcarbonaat) in alvleessap?
  5. waardoor vind de meeste opname van voedingsstoffen in de dunne darm plaats?

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Bij een resorptiestoornis worden te weinig of geen voedingsstoffen uit het voedsel opgenomen in het bloed. De benodigde voedingstoffen moeten dan via een infuus in de bloedbaan worden toegediend. Noteer de letter uit de afbeelding hiernaast die het gedeelte aangeeft dat bij deze patiënt niet goed functioneert.
(klik op de afbeelding om te vergroten)
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 27 - Quiz

Waar in ons lichaam worden spijsverteringssappen geproduceerd die vetten verteren?
A
maag
B
twaalfvingerige darm
C
galblaas
D
alvleesklier

Slide 28 - Quiz

De opname van alcohol kan in bijna overal in het darmkanaal plaatsvinden. Door welke oorzaak is de opname van alcohol in de dunne darm het grootst?

Slide 29 - Open question

Welke van de onderstaande stoffen is geen monosacharide?
A
ribose
B
galactose
C
sucrose
D
maltose

Slide 30 - Quiz

Hoe stroomt het bloed in de poortader?
A
Van de maag naar de lever
B
Van de darm naar de lever
C
Van de lever naar de maag
D
Van de lever naar de maag

Slide 31 - Quiz

Welk verteringssap heeft geen verteringsenzymen?
A
Speeksel
B
Maagsap
C
Gal
D
Darmsap

Slide 32 - Quiz

Welk orgaan maakt amylase?
A
lever
B
maag
C
alvleesklier
D
dunne darm

Slide 33 - Quiz

Wat wordt er door peptidasen verteerd?
A
eiwitten
B
peptase
C
aminozuren
D
polypeptiden

Slide 34 - Quiz

Door verhoging van de glucose concentratie in de darm kan het waterverlies in het lichaam toenemen. Juist of onjuist, leg uit!

Slide 35 - Open question

Door gebruik van transporteiwitten voor zowel glucose als aminozuren kunnen per tijdseenheid meer Na+ ionen worden opgenomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quiz

welke bewering(en) is/zijn juist?
1 de verteringsproducten die in het bloed worden opgenomen, zijn beter oplosbaar in water dan producten die in de lymfe worden opgenomen
2 een deel van de verteringsproducten wordt via diffusie en een deel via actief transport uit de dekweefselcellen in het bloed opgenomen
3 het al dan niet verzadigd zijn van de vetzuren bepaalt of deze in de lymfe of in het bloed worden opgenomen.
A
1,3
B
1,2
C
2
D
1,2,3

Slide 37 - Quiz

Aan de slag
25 t/m 29
timer
5:00

Slide 38 - Slide