Examen gesprekken 3F

Gesprekken voeren
Wil je iets zeggen? Dan zul je de aandacht op je moeten vestigen. 
-Mag ik daar op inhaken?
-Daar zou ik graag op willen reageren
-Mag ik je daar een vraag over stellen?
-Mijn mening is dat...
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Gesprekken voeren
Wil je iets zeggen? Dan zul je de aandacht op je moeten vestigen. 
-Mag ik daar op inhaken?
-Daar zou ik graag op willen reageren
-Mag ik je daar een vraag over stellen?
-Mijn mening is dat...

Slide 1 - Slide

Gesprekken voeren
Of je vat samen wat de ander zegt en daarop verder gaan.
Dus jij bedoelt dat (...)? Ik vind dat een goed idee. Daarom stel ik voor dat (...)

Of: Ik ben het met je eens, maar (...)


Slide 2 - Slide

Gesprekken voeren
Om tijd te winnen (als je even moet nadenken) zou je kunnen zeggen:
-Natuurlijk ben ik bereid om dit uit te leggen.
-Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag (...)


Slide 3 - Slide

Je mening geven
-Volgens mij...
-Ik vind...
-Ik denk dat
-Concluderend kun je zeggen...
-Ik geloof
-Mijn mening is

Slide 4 - Slide

Een argument begint vaak met
-namelijk...
-daarom...
-omdat...
-want...
-aangezien...
-hierom...

Slide 5 - Slide

Vind je het lastig?
Bereid je goed voor door bijvoorbeeld van tevoren te bedenken wat je wil vertellen. Wat is je mening? Onderbouwen met argumenten. Voorstel voor oplossingen?

Je mag aantekeningen in steekwoorden meenemen naar het examen

Slide 6 - Slide

Gesprekken: je taken
-je luistert naar de mening van de ander
-je denkt mee en geeft advies
-je geeft aan waar je het mee eens bent of niet
-je vraagt informatie als je meer wil weten
-je vraagt om meer verduidelijking als je het niet snapt
-je neemt actief deel en kijkt naar de anderen
-je blijft altijd beleefd en respectvol naar de ander

Slide 7 - Slide

Beoordeling
1: Beurten nemen en houden en bijdragen aan samenhang: voegwoorden en verwijzingen gebruiken 
2: Afstemming op doel:
je bereikt het gespreksdoel, je kunt meerdere doelen bereiken 
3: Afstemming op de gesprekspartners:
 woordgebruik, formeel/informeel, toon,  afstemmen en doorvragen.

Slide 8 - Slide

Beoordeling
4: Woordenschat en woordgebruik:
variatie en kies woorden die passend zijn, juist gebruik idiomatische uitdrukkingen.
5: Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing:
Ben je goed te verstaan? Lopen je zinnen goed/grammatica? Spreek je vloeiend? 

Slide 9 - Slide

Tips
Afstemmen op gesprekspartner:
Pas je taal aan, blijf in contact d.m.v. houding en woordgebruik, kies voorbeelden die passend zijn.

Laat elkaar uitspreken en neem op de juiste wijze het woord. Gezamenlijk zijn jullie verantwoordelijk voor de samenhang in het gesprek.

Slide 10 - Slide

Tips
Aan de samenhang kun je bijdragen door: 
-je reactie uitstellen totdat hier ruimte voor is
-de juiste signaalwoorden en zinnen te gebruiken
-zorg dat je te verstaan bent
-maak begrijpelijke zinnen
-vermijd populaire woorden
-vermijd stopwoorden 

Slide 11 - Slide

Tips
Gebruik signaal - en verbindingswoorden:
daarom, daardoor, met als gevolg dat, ten eerste, ten tweede 

Slide 12 - Slide

Tips:
Zorg dat je verstaanbaar bent: articulatie, volume, niet te snel, niet te langzaam en let op je intonatie (niet overdrijven met intonatie).

Maak natuurlijke gebaren bij wat je zegt
houding: zit rechtop en adem rustig. Kijk je gesprekspartners aan (niet steeds dezelfde) en praat zelfverzekerd.

Slide 13 - Slide

Welke oplossingen zijn er om de werkdruk te verlagen?

Slide 14 - Open question

Noem een oorzaak voor de hoge werkdruk

Slide 15 - Open question