Signaalwoorden

Signaalwoorden
Meest voorkomende signaalwoorden en verbanden
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Signaalwoorden
Meest voorkomende signaalwoorden en verbanden

Slide 1 - Slide

Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden
•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

Slide 2 - Slide

Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 3 - Slide

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 4 - Slide

Tegenstelling
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)

Slide 5 - Slide

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 6 - Slide

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van

Slide 7 - Slide


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Slide 8 - Slide

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Slide 9 - Slide

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat

Slide 10 - Slide

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Slide 11 - Slide

Tekst 1 2017-1
Niet de vragen maken, maar noteren: Wat is dit voor een soort vraag?

Slide 12 - Slide

Tekst 1 2017-1
 Soorten vragen:
Detailvraag:specifiek voor deze tekst
Hoofdgedachte: belangrijkste boodschap

Slide 13 - Slide

Tekst 1 2017-1
Functievragen: vragen naar een functie in de tekst.
Argumentatievragen: vragen naar standpunt en argumenten.

Slide 14 - Slide

Tekst 1 2017-1
Woordenschatvragen: vragen naar de betekenis van een bepaald begrip.
Samenvattingsvragen: een stukje uit de tekst samenvatten.

Slide 15 - Slide

Tekst 1 2017-1
Vraag naar signaalwoorden.

Slide 16 - Slide

Vraag 1
Citeer de zin die de hoofdgedachte van alinea 4 weergeeft?

Slide 17 - Slide

Vraag 2
In alinea 4-8 geeft de schrijver argumenten om kinderen minder naar school te laten gaan, geef deze argumenten.(schema)

Slide 18 - Slide

Vraag 3
Wat is het schrijfdoel van deze tekst?

Slide 19 - Slide

Vraag 4
Welk signaalwoord verbindt alinea 5 met alinea 6?

Slide 20 - Slide

Vraag 5
Wat is de hoofdgedachte van de tekst.
a. De spelling moet veranderen.
b. De huidige spelling is te ingewikkeld.
c. Het ij/ei en de au/ou verschil moet verdwijnen.
d. kinderen besteden teveel tijd aan onnutte zaken.

Slide 21 - Slide

Vraag 6
In alinea 4 staan 2 drogredenen: welke zijn dat en benoem ze.

Slide 22 - Slide

Vraag 7
Wennen aan veranderingen is ook het geval geweest bij eerdere spellingwijzigingen.
Noem er drie.
      
      

        
          
            
              Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen
            
          
        

        25
        

        

        
          
            
              Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
            
          
        

        
        
          
            
              Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
            
          
        

        
          
            
              Differentiëer
            
          
          

            
              
                Differentiëer
              
              
              

              
                Instellingen
              
            
          
        


        
    
      
        
 
    
    
    
    
    
    

    
    

    
    
      
          
          Vraag 7
        
      
    

    
    

    
        
    

 
 
 
      
    
    
    
      
        
        
        
          
 
    
    
    Slide
 
 
        
        
        
      
    
 
        

        

        
    
    
      
      
    
 
      

      

      
   

Slide 23 - Slide

Vraag 8
Wat is de functie van alinea 8 ten opzichte van alinea 7.

Slide 24 - Slide

Vraag 9
Welke stijlfiguur gebruikt Bert Wagendorp om te reageren op het artikel van Maurice de Hond?

Slide 25 - Slide

Vraag 10
Geef 5 voorbeelden van deze stijlfiguur.

Slide 26 - Slide

Willem Otterspeer
Maak 10 vragen bij deze tekst.
Gebruik de 7 verschillende vraagsoorten en 2 vragen bij de tekst van Ilja Leonard Pheifer

Slide 27 - Slide

Vragen bij de teksten
1. Wat betekent fatwa-achtige criteria?
2. Waarom is de schrijver tegen het stuk van Mathijsen?
3. Geef de argumenten van de eerst promotie commissie?
4. Waarom zijn de boeken van Goedkoop en Van der Zijl goed?

Slide 28 - Slide

Vragen bij Ottenspeer
5. Verzin een beter titel bij alinea 6.
6. Waarom heeft Mathijsen veel kritiek op het werk?
7. Wat zijn de verschillende argumenten in alinea 6 en 8 duur Mathijsen?
8. Wat is het verband tussen alinea 6 en alinea 7?
9. Wat is de kernzin van alinea 12 en 13?
10. Wat is de hoofd gedachte van de tekst?

Slide 29 - Slide