This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
3.2 - De crisis van de jaren 30
Slide 1 - Slide
Welke wet hoort hierbij? Kinderen van 6 tot 12 jaar moeten verplicht naar school.
A
Kinderwetje van Van Houten
B
Leerplichtwet
C
Armenwet
D
Schoolwet
Slide 2 - Quiz
Wat is een voorbeeld van levensomstandigheden van de arbeiders in de stad?
A
Ze woonden in kleine ruimtes zonder elektriciteit
B
De hygiëne was slecht
C
Voedsel was eenzijdig, alleen brood en aardappelen
D
Alle drie is juist
Slide 3 - Quiz
Liberalen
Socialisten
Gelijkheid !
Vrijheid !
Arbeiders
Fabrikanten / fabriekseigenaren
Slide 4 - Drag question
Leervragen 3.3
Welke gevolgen had de economische crisis voor Nederland?
Hoe reageerde de regering op de crisis?
Hoe leidde de crisis tot onrust in de samenleving?
Slide 5 - Slide
De economische crisis vanaf 1929
Verkoop van luxeproducten loopt terug --> bedrijven maken minder winst (worden minder waard) --> mensen verkopen hun aandelen --> aandelenkoersen dalen.
Oktober 1929 , VS - Beurskrach van Wall Street --> Plotselinge daling van aandelenkoersen.
Start economische crisis -->periode waarin het slecht gaat met de economie.
Slide 6 - Slide
Gevolgen van de economische crisis
Veel werkloosheid
In 1931 --> steunverlening. Mensen tussen 21 en 60 jaar krijgen een kleine uitkering.
Werkverschaffing = werklozen krijgen steun in ruil voor werk doen voor de overheid.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Welkom in de jaren 20 en 30
Slide 9 - Slide
Aanpassingspolitiek
Hendrikus Colijn: Minister president van Nederland in de jaren 30
Aanpassingspolitiek=De regering past zich aan op de dalende welvaart door minder geld uit te geven.
Plan van de Arbeid= Plan van de socialisten om meer banen te creëren.
Slide 10 - Slide
Onrust in de samenleving
1931 Textielstaking in Twente
1932 Huurstakingen in Amsterdam
1934 Jordaanoproer in Amsterdam
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Welke gevolgen had de economische crisis voor Nederland?
A
Zorgde voor meer werklozen en loonverlagingen
B
Zorgden voor meer werk en welvaart
C
Zorgde voor minder eten en vrijheid
D
Zorgde voor meer verhuizingen naar het buitenland
Slide 13 - Quiz
Hoe reageerde de regering op de crisis?
A
De regering deed niks
B
De regering gaf veel geld uit aan uitkeringen
C
Er kwam steunverlening vanuit de regering
D
De regering zorgde voor meer eten en kleding
Slide 14 - Quiz
Hoe leidde de crisis tot onrust in de samenleving?
A
Er was geen onrust
B
Er kwam 1 opstand die de regering uit het land gooide
C
De regering begon meer geld uit te geven aan de werklozen
D
Er kwamen drie protesten die allemaal onderdrukt werden