2 - BK Examentraining soort vragen

DEEL 2 - 13 april
Examentraining BK



1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

DEEL 2 - 13 april
Examentraining BK



Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Was machen wir? 
Verschillende vraagsoorten + tips: 

Juist/ onjuist vragen
Meerkeuzevragen
Combinatie tekst
Openvraag
Oefenen
Extra oefeningen

Slide 3 - Slide

juist/onjuist
  1. Lees eerst de beweringen.
  2. Markeer de kern van de beweringen.
  3. Vergelijk de beweringen met de tekst.
  4. Let erop dat alle delen van de bewering in de tekst staan.
  5. Staat het niet in de tekst? Dan is de bewering fout!

Tip: beweringen met nooit (=nie), alles (=alles), alleen(=nur) & alleen maar (=ausschließlich) zijn meestal fout.





Slide 4 - Slide

Tekst 1
Beweringsvragen 

1 De firma Bauduu werd pas echt succesvol nadat de eigenaren tv reclame hadden gemaakt.

2 De eigenaren zijn door hun zoon op het idee voor hun bedrijf gekomen.

3 Als een huurder Lego-stenen kwijtraakt, wordt hem dat in rekening gebracht.

4 Ingeleverde Lego-stenen worden gereinigd voordat zij opnieuw worden uitgeleend

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

1 De firma Bauduu werd pas echt succesvol nadat de eigenaren tv reclame hadden gemaakt.
2 De eigenaren zijn door hun zoon op het idee voor hun bedrijf gekomen.
3 Als een huurder Lego-stenen kwijtraakt, wordt hem dat in rekening gebracht.
4 Ingeleverde Lego-stenen worden gereinigd voordat zij opnieuw worden uitgeleend. 
juist
juist
fout
fout

Slide 7 - Drag question

Meerkeuze vragen ABCD
  • Lees de vraag en markeer de kernwoorden in de vraag.
  • Zorg dat je de vraag helemaal begrijpt! Zoek desnoods woorden in het Woordenboek op!
  • Beantwoord nooit een vraag die je niet begrijpt!
  • Lees de bijbehorende tekst en markeersignaalwoorden en dubbele punten!!!
  • Het antwoord staat meestal bij de dubbele punt of de signaalwoorden.
  • Wordt in de vraag één zin genoemd --> dan staat het antwoord in de zin ervoor of erna.
  • Zoek onbekende woorden in het antwoord in het woordenboek op.
  • Kies voor het antwoord dat volledig met de tekst overeenkomt.
  • KIES NOOIT VOOR EEN ANTWOORD DIE JE NIET BEGRIJPT!!!




Slide 8 - Slide

Tekst 4: 
Schluss mit Schüchtern

Interview met DJ Kygo. 

4 alinea's. 

5 vragen = 5 punten 

Slide 9 - Slide

Vraag 8: 
Welche Aussage über DJ Kygo stimmt mit dem 1. Absatz überein? 

Slide 10 - Slide

Absatz 1 

Slide 11 - Slide

Welche Aussage über DJ Kygo stimmt mit dem 1. Absatz überein?
A
Er fühlt sich durch die vielen Auftritte manchmal unter Druck gesetzt.
B
Er ist erleichtert, dass er endlich Erfolge feiern kann
C
Er ist über seinen Erfolg positiv erstaunt.
D
Er sieht den Erfolg als eine Bestätigung seines musikalischen Talents.

Slide 12 - Quiz

Vraag 9: 
Was geht aus dem 2. Absatz über DJ Kygo hervor?

Slide 13 - Slide

Absatz 2 

Slide 14 - Slide

Was geht aus dem 2. Absatz über DJ Kygo hervor?
A
Anfangs gefiel seine Musik längst nicht jedem.
B
Er gab seine Ausbildung zugunsten der Musik auf.
C
Er rechnete schon als Teenager damit, mit Musik sein Geld verdienen zu können.
D
Viele Leute hatten ihn angespornt, seine Musik zu veröffentlichen

Slide 15 - Quiz

Vraag 10: 
Welche Umschreibung trifft dem 3. Absatz nach auf Kygos Eltern zu? 

Slide 16 - Slide

Absatz 3

Slide 17 - Slide

Welche Umschreibung trifft dem 3. Absatz nach auf Kygos Eltern zu?
A
Akzeptanz und Verwunderung
B
Ärger und Kummer
C
Besorgnis und Hoffnung

Slide 18 - Quiz

Combinatietekst altijd veel punten! 
Titels/onderwerpen en teksten combineren.

  1. Lees eerst de titels en vertaal ‘vrij’ naar het Nederlands.

  2. Zijn het zinnen, markeer dan de belangrijkste woorden.


  3. Lees vervolgens 1 alinea en kies wat het beste past. Ga zo door met de andere alinea’s. Kies altijd een antwoord.



Slide 19 - Slide

Tekst 6 
In de tekst worden vijf tips gegeven om geld te besparen bij het
boodschappen doen.

3 punten 

Slide 20 - Slide

Vertaal de onderstaande titels 
a Aktionsware
b Kundenkarte
c Zeit ist Geld
d Haltbarkeitsdatum
e Mini-Ware
f Verpackungstrick
g Kostprobe

Slide 21 - Slide

Absatz 1 und 2 
a Aktionsware
b Kundenkarte
c Zeit ist Geld
d Haltbarkeitsdatum
e Mini-Ware
f Verpackungstrick
g Kostprobe

Slide 22 - Slide

Absatz 3 und 4 
a Aktionsware
b Kundenkarte
c Zeit ist Geld
d Haltbarkeitsdatum
e Mini-Ware
f Verpackungstrick
g Kostprobe

Slide 23 - Slide

Absatz 5  
a Aktionsware
b Kundenkarte
c Zeit ist Geld
d Haltbarkeitsdatum
e Mini-Ware
f Verpackungstrick
g Kostprobe

Slide 24 - Slide

Opbouw van een tekst herkennen 
Belangrijk zijn hierbij de functies van de signaalwoorden.

 

Oorzaak- gevolg 

Samenvatten d.m.v. één woord 


Slide 25 - Slide

Tekst 7: opdracht 15
Wie verhält sich der 1. Absatz zur Einleitung?

A als Beispiel
B als Erklärung
C als Lösung
D als Zusammenfassung

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Wie verhält sich der 1. Absatz zur Einleitung?
A
als Beispiel
B
als Erklärung
C
als Lösung
D
als Zusammenfassung

Slide 28 - Quiz

Tekst 7: opdracht 17
„Geschwister streiten … die Expertin.“ (Absatz 3)
Wie schließt dieser Satz an den vorhergehenden Satz an?

A mit einem Gegensatz
B mit einer Erklärung
C mit einer Wiederholung

Slide 29 - Slide

Open plek vraag
  1. Lees de 2 zinnen voor en na de open plek.
  2. Vertaal de zin vrij en schrijf op.
  3. Kijk naar de antwoordmogelijkheden -->  vertaal deze allemaal.
  4. Bepaal welk woord het beste op de open plek past.




Slide 30 - Slide

Tekst 8; opdr 22
Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 2?

A Aber
B Außerdem
C Denn 

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

WOOEEHHOEE
Het zit erop! 


Heel veel succes met het maken  van het examen :):) 

Je kunt het!! 

Slide 33 - Slide