Werkwoordspelling oefenen 15-5-2022

werkwoordspelling
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Vorige les: Stam en ik-vorm

Slide 2 - Slide

Wat is de STAM van BELEVEN?
A
beleef
B
beleev
C
belef
D
belev

Slide 3 - Quiz

Wat is de IK-VORM van BELEVEN?
A
beleef
B
beleev
C
belef
D
belev

Slide 4 - Quiz

Doel van deze les
Correct kunnen schrijven van:
  • Persoonsvorm t.t. volgens een schema
  • p.v. t.t. eindigend op -t
  • pv. t.t. waar je/jij achter staat
  • je weet wat een voltooit deelwoord is

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

ik - vorm

ik + t

ik + t




hele werkwoord

hele werkwoord

hele werkwoord

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Voltooiddeelwoord
  • Wat je wilt vertellen is als gebeurd. --> Het is al af, er gebeurt niets meer.
  • Herkennen :
    Begint vaak met ge, be, ver, ont of her
    Gewerkt, begroet, verrast, ontwikkeld, herplaatst.
  • Let op! Kijk of het tegenwoordige tijd is! Het voltooid deelwoord wordt altijd gebruikt in de verleden tijd.

Wanneer schrijf je een voltooid deelwoord met een T of een D?

Slide 9 - Slide

voltooid deelwoord
hele ww:                worden    stam = word
staat de laatste letter van de stam in 
-'t ex-kofschip of 't sexy fokschaap?
Dan is de laatste letter een T 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

p.v. tegenwoordige tijd
hele werkwoord: lopen          stam = lop
ik                                 loop                       
hij                               loopt
wij                              lopen

Slide 13 - Slide

p.v. tegenwoordige tijd
hele werkwoord: leven          stam = lev
ik                                 leef                       
jij /hij                         leeft
wij                              leven

Slide 14 - Slide

p.v. tegenwoordige tijd
hele ww:                worden    stam = word
ik                                word                       
jij /hij                         wordt
wij                               worden

Slide 15 - Slide

p.v. tegenwoordige tijd
hele ww :          snuiten        stam = snuit
ik                          snuit                     
hij                         snuit     
wij                        snuiten

Slide 16 - Slide

p.v. tegenwoordige tijd
hele ww :         weten             stam = wet
ik                          weet                     
hij                         weet     
wij                        weten

Slide 17 - Slide

p.v. tegenwoordige tijd

Als je of jij erachter staat, schrijf je de ik-vorm!

Slide 18 - Slide

....... je / jij
Je loopt over de stoep.

Loop je over de stoep?

Slide 19 - Slide

....... je / jij
Je hebt heel goed opgelet.

Heb je heel goed opgelet?

Slide 20 - Slide

Vul de juiste vervoeging in van het ww. zoeven t.t.

Ik ............. op mijn racefiets voorbij.

Slide 21 - Open question

Vul de juiste vervoeging in van het ww. zoeven t.t.

Hij ............. op zijn racefiets voorbij.

Slide 22 - Open question

Vul de juiste vervoeging in van het ww. zoeven t.t.

....... je op jouw racefiets voorbij?

Slide 23 - Open question

Wat is het rode woord?


Wie betaalt jouw telefoonabonnement?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 24 - Quiz

Wat is het rode woord?


Zijn onze drankjes betaald?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 25 - Quiz

Wat is het rode woord?


Zijn onze drankjes betaald?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 26 - Quiz

Wat is het rode woord?


Dat gelooft toch niemand.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 27 - Quiz

Wat is het rode woord?


Ik heb nooit in Sinterklaas geloofd
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 28 - Quiz

Vul de juiste vervoeging in van het ww. worden.

Ik ................ hier steeds beter in!

Slide 29 - Open question

Vul de juiste vervoeging in van het ww. worden.

Anna ............ ook steeds beter in spelling.

Slide 30 - Open question

Vul de juiste vervoeging in van het ww. worden.

................ jij daar ook zo blij van?

Slide 31 - Open question

Uit je werkboek
Je werkt zelfstandig verder aan:
- alle opdrachten vanaf blz 70 tm 73
- alle opdrachten vanaf 146  tm 149
-alle opdrachten vanaf 184 tm 187
-alle opdrachten vanaf 222 tm 225

Slide 32 - Slide